9i
HET BINNENHOF VAN I247—I747.
nu de „rechterlijke” grefferie in
De eigenlijke Statenvergaderingen, ook in Holland,
waren mitsdien niet zoo erg belangrijk meer onder het
Oostenrijksche bewind; voor inwendige aangelegenheden
konden zij, naar den vorm opgeroepen, na 1525 door
den landsadvocaat „van der Goes” sinds ongeveer
1540 zelfs door hem op verzoek van een of meer leden
namens de Staten zelve echter meer zelfstandig bijeen
komen. In tegenoverstelling dus van de „nyenwe raet-
camer”, onder welken naam de Oude zaal A voortaan
voorkomt, blijft er dus voor hen sprake van de „oude
raetcamer.” 80)
Het laat zich aanzien, dat voor beide instellingen nu een
afzonderlijke griffie bestond; de rekeningen zijn op dat
punt bijzonder vaag echter. Nog in 1500 (nór.) is er
sprake van de „duer tusschen die raetcamer ende de
grefferye.” Het volgende jaar (1621-.) is er echter sprake
van een, deels houten, deels gemetselde „galery, gaende
uyter zaelle boven der raidtcamer up ’t Hoff hier in de
Hage tot aen die voirgevel” van der capelie.” Die gang
ging langs de noordzijde of langs den vijver met „een
trapken dair voir nedergaende op ’t solderken van de
oude greffe” of ook de „oude grefferie ende dat ander
camerken naest aen die oestsyde daeran staende.” Uit
deze twee „kamertjes” aan het oosteinde ging men verder
door een deur en wederom langs een afdalenden trap
op den muur van de „bottelrye” en verder langs den
vijvermuur naar de deur der kapel, waar een nieuw houten
„oratoer” kwam, van waaruit men door een raam in de
kapel kon ziendie gang verkreeg eene breedte van
6 voeten. Op den Plattegrond II is deze gang misschien
niet geheel juist aangegeven; circa 1550 moet hij bij
een voorafgegane verbouwing ter plaatse eigenlijk ook
vervallen zijn.
Misschien verhuisde