HET BINNENHOF VAN I247— I747,
94
Graaf Hendrik deed tegen 1520 eene nieuwe groote
keuken, met stove daarboven, ter plaatse van een be
paald vertrek aan den vijver bouwen, die met een nieuwe
(vernieuwde?) bottelrie daarnevens waarschijnlijk gelegen
was ter hoogte van bt en 65. Slechts ééne mededeeling
verzet zich oogenschijnlijk tegen deze plaatsbepaling, t. w.
die, welke haar rangschikt nabij de kaatsbaan, sinds
1500 van plein a verplaatst naar plein (3 als nieuwe
kaatsbaan en daar tot ongeveer 1633 in wezen
blijvende. Overigens nu lag deze nieuwe keuken naast
den vijver en aan de galerij naar de kapel, waar zij
in de i6de eeuw steeds als „groote stove en groote
koken” voorkomt, maakte zij deel uit van ’s Keizers
logies en grensde zij aan het z. g. „Groenewout”, zijnde
het eigenlijk gebied van het kapittel der kapel. Op
Js Keizers bevel moest die stove eenvoudig gewit en
gepleisterd worden en niet beschotendenkelijk komt
zij in de i6de eeuw dan ook voor als de z. g. „witte
kamer”. De Heer de Castre, hier verblijvend, van wien
mede sprake is, komt voor het eerst voor in de reke
ningen op 1522, tijdstip van optreden van „van Hooch-
straten” als stadhouder. Hij fungeerde dan ook als diens
onder-stadhouder tot zijn overlijden in 1532, doch schijnt
vroeger als kapitein den lande niet al te fraai gediend
te hebben, (v, d. Aa. Biographisch woordenboek op
Jacob van Thiennes, Heer v. C.) 83)
Destijds konden de stadhouders weinig of geen gebruik
maken van het oude stedehouderskwartier, zijnde dit
gedeeltelijk in beslag genomen door Jan van Renesse,
Heer van Maele, gehuwd met Elizabeth, bastaarddochter
van den stadhouder Graaf Hendrik van Nassau, alsmede
door zijn vader. Vermoedelijk betrokken beiden dit
kwartier reeds onmiddellijk bij het optreden van den
nieuwen stadhouder in 1517; wij treffen den laatste