HET BINNENHOF VAN I247— I747. 95 aan als „Drossaet”. Het laatst blijkt van van Maeles bestaan en van zijne echtgenoote in 1584. In de daarop volgende jaren komt een Drossaat niet meer voor. 84) Een „conchierge” binnen den hove bestond reeds in het laatst der i5de eeuw; dit ambt treft men ook daarna aan; zijn, woonplaats was om en nabij de galerij van de Groote zaal naar de Beijersche kamer. 8Ö) Later ver moedelijk in de i7de eeuw, werd dit ambt vereenigd met dat van den kastelein. De „kastelein” ontmoeten wij voor het eerst in 1517, zonder dat blijkt, wat destijds zijn eigenlijke werkkring was. In de volgende eeuw was de kastelein o. a. meer bepaaldelijk belast met alle zorgen over de hem toevertrouwde personen, welke in „voor- loopige” hechtenis zich bevondende kasteleinij komt dan ook in de meest bekende processen voor op het gebied van staatsrechterlijken, strafrechterlijken en vooral van civielrechterlijken aard. Doch het hedendaagsche begrip van „kastelein” is daarbij in het dagelijksch leven van het hof mede op hem toepasselijk. Die kaste leinij lag in de i7de en i8de eeuw, eenerzijds tusschen het oude pad naar den kooltuin d', anderzijds en ten zuiden ongeveer begrensd door den voorgevel van het tegenwoordige Departement van B. Z,, ten westen was hare grens de z. g. oude danskamer en ten oosten de hofgracht langs het „Akerland”. Maar oorspronkelijk beschikte de kastelein slechts over een enkel vertrek boven de galerij van de Groote zaal naar den Vijver. Gaandeweg in de i6de eeuw zijn de conchiergerij en kasteleinij uitgebreid geworden. In 1583 (149c.) worden, in de eerste vijf, in de laatste vier schoorsteenen ge veegd. Ook schijnt destijds aan den kastelein het gebruik van den bekenden achtkanten hoektoren te zijn gegund geweest. 86) Vorstelijke bezoeken kwamen in de i6de eeuw slechts

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 106