HET BINNENHOF VAN I247— I747. 97 want men verneemt (6iv.), dat die galerije versteld werd, „daer die prince duer ter kercken gaet”. Na den dood van Margaretha in 1530, stelde de keizer tot land voogdes aan zijne zuster, Maria, weduwe van koning Lodewijk van Hongarije. Deze schijnt slechts eenmaal - en verre van onbaatzuchtig (Wagenaar, V, p. 162) binnen het hof vertoefd te hebben in 1539; zij nam toen evenwel intrek in den „voorlogyse van den hove” aan den vijver, nabij de oude raadkamer, aan welk logies sinds de eerste helft der ióde eeuw nog al wat ver nieuwd en verbeterd was. Ook de Graaf van Hoochstraten schijnt hier toenmaals zijn verblijf gehouden te hebben. s8) Van ’s Keizers verblijf het volgende jaar in die Haghe maken de rekeningen geen melding; in 1548, blijkt wel van diens toeven hier, dat verband hield denkelijk met eene regeling der verhouding voortaan tusschen de Nederlandsche gewesten en het Heilige Roomsche Rijk; melding wordt toenmaals gemaakt van diens keuken en eetzaal of vertrek aan de vijverzijde. Dit „Keizershof” omvatte destijds de verschillende aaneensluitende vertrekken a en b, benevens de danszaal Thet wordt in dezen omvang aangeduid in de „Charter Cronyck van van der Houve.” 89) Dit logies bevatte in 1552 (1701'.) zes schoorsteenen, wat vrij wel stemt met het aantal, voorkomende in de conciergerie, zoo even vermeld. Beide kwartieren hingen dan ook blijkbaar nauw samenmogelijk lag die concier gerie er beneden. Ten opzichte van ’s Keizers opvolger Philips II, welke in 1549 slechts kort binnen den Hove toefde, valt weinig anders mede te deelen, dan dat, in de eerste jaren van zijn bewind of zijn verblijf hier te lande (1556—1559), het gelegen was achter de raetcamer in 1558 (8gr.) en blijkens mededeelingen op 1577 (ii2v. H4r.) ook een „cleyn camerken” bevatte, dat met het 7

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 108