98 HET BINNENHOF VAN 1247 I747. geheele logies lag klaarblijkelijk naast de Cleefsche kamer De conchierge van „S. Con. Mats. logys” had in 1558 (8or.) zijn „woenplaetse by die glintinge ant bleyckhoff’’, d. i. ergens ten oosten van de kaatsbaan. Het „keizers- logies” werd door den koning dus waarschijnlijk niet betrokken. Tijdens het bewind van Keizer Karei nu hadden ge wichtige veranderingen plaats aan sommige gebouwen. In de eerste plaats aan den Hove van Holland, waaraan bijzondere uitbreiding gegeven werd, vermoedelijk in ver band met de verspreiding der kettersche beginselen, maar ook wegens zekere uitbreiding van werkzaamheden. In 1521 en 1522 werden de eerste keizerlijke placcaten hier te lande tegen de Luthersche leer afgekondigd, bedreigende strenge straffen tegen overtreding daarvan. De vervolging van den hove werd voorheen ingesteld op grond van een daartoe ingediende „requeste”. Er bestond dan ook reeds op 1 Aug. 1524 een raad en m1'. van de requesten Jeronimus van den Dorpe (De Riemer, II, p. 104). Op 9 Febr. 1525 werd besloten die requesten voortaan niet meer in de (raad) kamer zelve, maar in de onlangs gemaakte „cleyne vertreckcamer” te doen behandelen door den griffier en de secretarissen. (Idem, I, p. 126). De griffie nu is hiervoren vermoed een plaats te hebben gevonden tegen circa 1500 nabij de oude kamer van Ludic. Zij werd na 1524 beslist gebracht onder de naastbijgelegen woning H, welke echter uit de funda menten toen geheel nieuw werd opgetrokken; in 1520 is er nog sprake van de „jouffrouwen earner boven de grefferie” (ygr.); maar de beide volgende jaren blijkt er een greffe te zijn boven het water, in 1526 en iets later als „oude” greffe bij de middelpoort aangeduid. Mogelijk was zij hier tijdelijk overgebracht, tijdens de verbouwing der kamers C en H, welke plaats vond in 1524 voor-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 109