HET BINNENHOF VAN 1247—1747. 102 stukken verspreid, ’t zij bij de groote steden, doch overigens in de rekenkamer, registerkamer, griffie (van den hove) van Holland ofte in „de Chartres van de Keyserlyke Majesteyt.” (De Riemer, I, p. 390 —392 en 716; Kroon, Beschr. v. ’s-Gravenh., p. 185 189; Inleiding tot het Charterboek v. van Mieris.) De hier genoemde „charters van de keizerlijke majes teit” berustten vermoedelijk toenmaals nog onder de Dolle- graafskamer S. Zij zullen destijds van daar naar het klooster gevoerd zijn geworden. Die kamer zelve ontmoet men onder haar naam het laatst in de rekeningen tegen 1554. (96V.) Na dien tijd werd het plein ƒ3 als kaatsbaan herhaaldelijk opgemaakt. Reeds in 1562 (78V.) werd „ge wrocht an de pilaer, staende tusschen die kaetsbaen ende die pledoy” of ook „an de pilaer, staende an de pleyt- camer”, nadat de kaatsbaan het jaar te voren (86r.) op verzoek van den Prins van Oranje, als stadhouder, geheel met muren en pilaren vooral ook aan de westzijde was omgeven en nieuw bevloerd. Niet onmogelijk werd tevens tegen dien zelfden tijd dus de oude dollegraafs- kamer opgeruimd. Ditzelfde mag echter niet beweerd worden van de nevenliggende assaijkamer R (in haar geheel) of de munt Q. Deze beiden schijnen geleidelijk weg, naar de behoefte daaraan bleek, in de i7de eeuw te zijn vervallen. De harnaschkamer P en de groote be- reikamer O kunnen eerder zijn opgeruimd. De aanliggende „zwarte kamer” komt het laatst onder dien naam voor in 1530 (72T.) 94) Onder de aanteekeningen omtrent de „leenkamer” is in 1540 sprake van zekere galerijen aan het Binnenhof. Dit voert ons terug tot de oude raadkamer en het oude stadhouderlijke kwartier, die in den aan vang der i6de eeuw groote veranderingen schijnen te hebben ondergaan. Blijkens twee afbeeldingen,van 1598 en 1616, voor-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 113