HET BINNENHOF VAN I247 I747.
107
schap van Prins Willem van Oranje van 1559—1567,
noch dat van zijn opvolger Boussu -- tot op zijne ge
vangenneming op de Zuiderzee in 1573 brachten veel
vertier mede; evenmin kan men dat verwachten onder
het algemeen bestuur van den Prins, tot diens noodlottig
afsterven in 1584. Wanneer zij binnen het Hof toefden,
was hunne woonplaats nabij de middelpoort.
Een merkwaardige persoon schijnt in den aanvang van
Alva’s bewind overigens nog binnen het Hof eenigszins
langdurig zetel te hebben gekozen, t. w. Willem Damaas
Lindanus, bij de instelling van de nieuwe bisdommen
hier te lande in 1560 aangewezen voor den zetel van
Roermond, niet lange jaren later aangesteld als onder-
inquisiteur over de Noord-Nederlandsche gewestenals
zoodanig hield hij dan ook zeker in 1567 en 1568 ver
blijf alhier en is er in deze dagen sprake van de „biscops
coecken” en van ramen „totten bisscop Lindanus”. In
eerstgemeld jaar blijkt zijn woning te zijn (8rr.): in
„secretarys logys”, waar „een slodt voor den biscop”
werd gemaakt en ook „noch tot den biscop andt heek
op te trappen drie sloetels.” Aangezien Lindanus in zijne
zaken meer met den Hove Provinciaal dan met de be
diening der kapel te maken zal gehad hebben, zoeke men
zijn keuken liever nabij de zuidelijke poort dan wel ten
oosten van de kapel. De secretaris van die Haghe Adriaen
Benninck Mathijsz. nu woonde in 1566 (87v.): in de huijsinge
staende upt Binnenhoff neffens die groete zael, genompt
„die kindercamer”. Deze werd dat jaar op zijne kosten
verbouwd, als zijnde zeer vervallen. (Zie omtrent die kamer
overigens in 1550 bewoond door Sohier: Jaarboekje v.
1900, p. 89). In 1562 (8or.) is er nog sprake van ,,’t heek
by de groete koecken”, en blijkt verder in 1577 (ii7r.)
vande poort van Johan Sohier aen de ceucken. De
ligging dezer kamer, zoeke men in het oostelijk gedeelte