HET BINNENHOF VAN I247— I747. IO9 d. i. in eerstgemeld jaar en in 1574 in handen van den Spanjaard zich bevond; het vlek zelve werd gedurende die jaren zoodanig gehavend, dat er zelfs sprake van was in T575 0111 het door verbranding geheel van het aard rijk te doen verdwijnen, gaande dit voorstel uit van het naijverige Delft, dat echter hoegenaamd geen steun vond bij den Prins. De rentmeestersrekeningen zwijgen in deze jaren over den toestand binnen den Hove, vanwaar alle regeerings- colleges zich hadden moeten verwijderen. Wel blijkt eenigszins van het voornemen in 1573 (igSr.) om het Hof te versterken. Vermoedelijk liep het in 1574, bij de bezetting door den vijand, niet vrijdenkelijk daarentegen in 1572 wel, toen men „sauvegarde” schijnt te hebben ingeroepen en verkregen 102) In 1576 werden nu maatregelen getroffen binnen den Hove om meer verzekerd te zijn tegen onverhoedschen overval. Daarvoor werden de groote stal op het Buiten hof en ook de kelders onder de pleydoye en onder de rekenkamer voor de ruiters van kapitein Michiel ingericht. De inrichting van het bewind hier te lande, gegrond op de Unie van Utrecht van 23 Januari 1579, bracht het algemeen gezag over de toegetreden gewesten aan het algemeen bestuur, uit hunne afgevaardigden ter Genera liteit samengesteld. Zoolang de Prins van Oranje nog de leidende persoon was, kwam geene definitieve regeling tot stand. De steun, welke men achtereenvolgens zocht bij Frankrijk en bij Engeland, wier vertegenwoordigers de Hertog van Anjou en de Graaf van Leycester tusschen de jaren 1580 en 1587 het nieuwe gemeene- best meer schade dan voordeel aanbrachten, werkte even min mede tot een geregeld bewind. Alleen zorgden de Staten er voor de meeste macht aan hen zelve te houden. Na Oranjes dood werd Maurits niet in zijne plaats als

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 120