n8 HET BINNENHOF VAN I247 1747. 1687. zetel te hebben gevonden langs den vijver en benoorden het pad naar den kooltuin; daar bezuiden strekte zich dan de kasteleinij uit, omtrent welke men geene bepaalde beschrijving vindt. De tegenwoordige toestand van het Departement van B. Z. met al zijne gangen en binnen- olaatsen, portaaltjes en vertrekken, zoo groot als klein, geeft op zich zelve geen licht. Alleen de hoofdingang en een daarop loodrecht gerichte gang met portaal, naast de Cleefsche kamer, schijnt met eenige reden terug te brengen tot den aanvang der i7de eeuw. Waar echter destijds de kastelein zijn „groote zaal” kostbaar inrichtte, valt niet te zeggen. Een bepaalde zaal toch speurt men thans niet in dit gedeelte van het Departement, tenzij destijds bedoeld mocht wezen een door die galerij afge sneden vertrek onder de oude danszaal. Ten tijde van De Riemer (1730) was het ambt van kastelein vereenigd met dat van concierge; mogelijk was zulks in 1609 reeds het geval. Een poort van hardsteen met dit jaartal treft men thans nog aan; zij geeft toegang tot het vierkant portaal achter de Cleefsche kamer, waarin nog drie deur- betimmeringen van gesneden hout voorkomen met krijgs attributen de Raad van State had de leiding der oorlogszaken blijkens ingesneden jaartallen van (Ising, Raad van State, p. 32). 109) Onmiddelijk na de afzwering van Koning Philips hadden de Staten bij resolutie van 4 Juli 1581 in die Haghe opgericht een provincialen raad van appèl, genoemd den „Hoogen Raad”, in de plaats als het ware tredende van den Grooten Raad van Mechelen. Uit de instructie van 31 Mei 1582 blijkt hij te bestaan uit een president, negen raden, een griffier en substituut; zijn werkkring was: Hof van appèl in alle civiele zaken; voor hetdijkswezen ging men direct van de waterschapsgerechten mede bij hem in appèl. Die instructie werd herzien in 1654.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 129