HET HUISHOUDBOEK VAN JOSINA VAN DORP.
4
Het bewuste handschrift nu bevat, naast de regeling van
den boedel, ook de kosten der huishouding van 15971603
en de verschotten ten behoeve van haar pupillen. Daar
het geheel een wat eentonige lectuur zou opleveren,
willen wij onze aandacht bepalen tot eenige uitgaven
van huishoudelijken aard, die ons een denkbeeld geven
van den prijs der levensmiddelen in dien tijd en de
kosten, die het leven in den aanzienlijken stand toen
medebracht.
Het dienstbaar personeel bestond uit „joffrou” Verstrepen,
die waarschijnlijk met het opzicht over de huishouding
belast was en hiervoor 72 ontving, een „keukenmeyssen”
op een loon, dat afwisselde tusschen 36 en 48 een
„ondermeyssen”, dat eerst 30 =g kreeg benevens een paar
schoenen, later vier gulden meer en nog een paar muilen,
een kamenier, wier loon afwisselde tusschen 30 en 36
en een knecht, die 50 gulden ’s jaars ontving.
Dat de dienstbodenplaag niet van den nieuweren tijd
is, kunnen wij opmaken uit de omstandigheid, dat wij van
1600 tot 1605 zes verschillende keukenmeisjes aantreffen
en evenveel kameniers. Soms zit jonkvrouw Josina ge
heel verlegen en dient de dochter van jufvrouw Verstrepen
als noodhulp. Zoo de knecht Anthonie Verstrepen, wel
licht een zoon van de huishoudster, wat langer in dienst
blijft, hij zou, zooals wij zien zullen, het goed vertrouwen
zijner meesteres des te erger misbruiken.
Wij ontmoeten verder nog een daglooner Dignus, die
wel op het erf zal gewerkt hebben, soms met een of meer
zijner kinderen. Hij kreeg dan des winters acht, des
zomers tien stuivers daags en voor zijn zoon nog drie
stuivers. Voor buitengewone hulp werd ook wel een dag
loon van een gulden betaald.
Wat daarvoor vatbaar was, werd tamelijk in het groot
ingeslagen. Blijkbaar werd in huis gebakken; wij vinden