HET BINNENHOF VAN I247—I747.
121
goud of verguld, meer dan noodig, moet hebben ge
schitterd.
Die nieuwe weg en de vernieuwing van den Hoogen
Raad deden verdwijnen, wat nog over mag geweest zijn
van het oude gebouw R. Ook een gebouwtje naast en
ter plaatse van den Raad, dat in handen van particulieren
was gekomen werd verwijderd. Vóór dezen tijd moeten
echter de munt en de assaaikamer reeds gekomen zijn
onder en naast de poort bij naast het tegenwoordige
nog bestaande „Goudsmidskeurhuis”, waar zij ook in
1730 werden aangetroffen. 112)
Ten opzichte van die munt het volgende echter. Onder
het Bourgondische bewind was de munt geregeld en een
eenparige „evaluatie” ingevoerd. Er ontstond echter later
wederom groote verwarring. Bij ordonnantie van 4 Aug.
1587 van Leycester, later dikwijls geamplieerd, werd een
Generaliteits muntkamer opgericht, welke de provinciale
munt op zijn gehalte onderzocht en recht sprak in ge
schillen over de munt. Een eigen generaliteitsmunt sloeg
men echter niet, omdat de Proviniën het muntrecht
beschouwden als een hun toekomend souverein recht.
Die assaaikamer nu was niet altijd noodig; zij werd dus
verhuurd onder verplichting desverlangd deze steeds ter
beschikking te stellen van de muntmeesters. 113)
De zoogenaamde kamer van de munt zelve Q (zie
hiervoren aanteekening 101), in 1554 nauw samenhangende
met de „lavanderie” der i6de eeuw, is tegen ongeveer
1615 vervallen, nadat voor den stadhouder eene nieuwe
lavanderie was gemaakt, onmiddelijk westwaarts van de
oude kamer van Oostervant en naast des stadhouders
„raadkamer” of de oude grafelijke groote keuken. (Verg,
deswege ookIsing, subPoorten). Die oude lavanderie
toch werd blijkbaar in de eerste helft der i7de eeuw
opgeruimd. De kastelein kreeg vermoedelijk niet lang te