HET BINNENHOF VAN I247—I747.
122
van Holland destijds vier
van gecommitteerde raden
voren in deze buurt een nieuwe kamer, mogelijk onge
veer ter hoogte van o2. 114)
De Raadkamer van den stadhouder, hier vermeld, schijnt
eene instelling van 22 Jan. 1590, welke vermoedelijk
nog voor het overlijden van Prins Maurits is opgeheven
geworden (Wagenaar, VIII, p. 332 en 338) of althans
later is opgegaan in het gewone college van Gecom
mitteerde raden van Holland. Aan Maurits toch werden
toegevoegd door de Staten
raden, heetende hetCollege
nevens zijne Doorluchtigheid.
De zetel van dien raad is hierboven aangewezen.
Onder zijn vader kwamen in deze verschillende regelingen
voor. De laatste regeling van Dec. 1583 voegde hem
een raad van 12 personen toe; zij kwam niet inwerking
echter om verschillende redenen. Reeds in 1585 en 1589
blijkt echter in de rekeningen (i44r. i33r.) van ’t logies
van Zijn Exc. en van zijn raad, of van de raadkamer
van Zijn Exc. Denkelijk is bedoeld het nieuw, ingestelde
uitvoerende college van Gecommitteerden raden van
Holland in Febr. 1585. Maar het lag niet in de be
doeling van de Staten, dat dit ondergeschikt zoude
wezen aan Maurits. Men stelde dus in 1590 twee col
leges in, waarvan het hoofdcollege zelfstandig optrad als
uitvoerder van den wil der staten zelve, in den geest van
den Raad van State tegenover de Algemeene Staten, het
tweede daarentegen minder zelfstandig was. Vermoedelijk
verhuisde het laatste college pas naar de keukenpoort
sinds 1598, in welk jaar Maurits den vierkanten toren
aan het Buitenhof deed bouwen op de fundamenten dier
oude kamer. In 1611 (390V.) werd een houten, oostwaarts
daarvan liggend, gebouwtje voor den griffier door een
steenen vervangen. Van 1616 tot 1622 grepen hier nog
verschillende kleinere uitbreidingen en verbeteringen plaats