HET BINNENHOF VAN I247—I747.
132
Na het overlijden van stadhouder Prins Willem II in
1651 ving het Eerste stadhouderlooze tijdperk aan tot
ongeveer het oogenblik van den moord der beide broeders
Johan en Cornelis de Witt in 1672. Van hunne macht
legden de Staten van Holland toen herhaaldelijk getui
genis af, o. a. ook in zake de noodzakelijkheid eener
nieuwe vergaderzaal en andere bijbehoorende vertrekken.
Reeds onmiddelijk in 1651 sprak men daartoe den wensch
uit. Op 7 Mei en 14 Mei 1652 besloot men tot het tijdelijk
inrichten van andere vergaderlokalen op de verdieping
langs het Buitenhof, vrijwel over de geheele lengte van
het toen bestaande werk, terwijl dat de ruimte voor de
tijdelijke statenzaal zoude worden verkregen, ter lengte
van 56 voet, door uitbreking van de tusschenwanden
boven de poort en „corps de guardes” Y en het vertrek
der Gecommitteerde raden X. (N.B. ’t Is de vraag of
het bouwwerk de uitvoering van zulke krasse maatregelen
wel toeliet.) Hoe en op welke wijze men zich behielp,
in het midden latende, zoo schijnt tot den bouw van
de nieuwe (boven) statenkamer te zijn overgegaan in de
jaren 16521658, waardoor met vrijlating van de boven
binnengalerij ontstond de tegenwoordige Eerste Kamer
zaal, lang 66, breed 42 voet (20.6 X i3-2 M.), boven een
nieuwe westelijke kamer (12.2 X i3>2 M.) voor Gecom
mitteerde raden, en een nevenliggend oostelijk tweede
vertrek te hunnen behoeve de oude statenkamer
van geringer afmetingen (13.2 X 7-4 M.) 132). Oostelijk
van dit laatste vertrek werd mede in de verbouwing tot
het nieuwe gebouw begrepen een deel van het hiervoren
(zie pag. 103) omschreven teekenachtige gebouw uit den
aan vang der i6de eeuw, waardoor het tegenwoordige
trappenhuis en de aan den vijver liggende boven- en bene
denkamer ontstond met 2 ramen. Het geheele gebouw
(annexde binnengalerij) werd lang 31, breed 16 M. Inwendig