HET BINNENHOF VAN I247— I747. I42 6) (pag, 42.) v. M. II, p. 89-91 en p. 757. 7) (pag. 43.) Dr. Blok, a. v., p. 82. 8) (pag 43.) De Riemer, Beschrijving van 's Grav., II, p. 75 v. M. II, p. 365. 9) (pag. 45.) Verg: de medegedeelde lijst bij Kroon, Beschr. van ’s Gravenhage, p. 94—99. 10) (pag. 46.) Zoo luidt het1352. 4or. Item om te delven dat omme ten viver toe. 1361. Muur tusschen de koken ende bomgard. 1366. 3Ór. Item der rentmeester utgheven omme die mure van den hove alomme te verscholen ende te versolen, die wile dat de viver droech was. 1434. Aen die noertoesten hoeck van dat voirsz. hoff dair oic (den muur) te stoppen ende te schoeyen, enz. 1436. 73r. Die „cartelen van den vivermuyr” overal gestopt. 1498. 146V. Item noch gemaict een nyenwe schuttinghe, streckende van de Regystercamer tot an den houck van den singel toe. 1499. 123V. Gemetseld.van de eerste valbrugge (middenpoort), staende bi de registercamer ende van daer noirtwaerts ommegaende mit die oostsyde van de voorsz. hove tot die middelbrugge toe, alsoe men van de hove upte spoye gaet. u) pag. 46.) 1358. 28V. ’t gat doer den torn te maken in die gote van der groter zale, daer een knecht op waect. 1363. i8v. Item van de viver in de Haghe te biten. 1364. 39V. De toren werd bewaakt 14 nachten, „doet ys lach in den jaer 65.” 1479. 189V. O. a. een nieuw „kazyn” geplaatst in de kamer, staande aan den „schattoirn”. Ook een deurkozijn gebroken in de kamer „dair die waker in gelegert is, ’s nachts als hy waket”. 6) (pag. 42.) Reeds in 1324 blijkt deze ’s Graven klerk voor staatszaken. Geboren circa 1280, werd hij tegen 1332 opgenomen in den adelstand, maakt hij voortaan dan ook deel uit van den raad, steeds eigenlijk als „overste klerk” daarbij optredende. Niet lang na 1355 overleed deze kundige man. (Dr. Blok, a. v., p.348 353). Zie verder ook hierna aanteekening 29. p. 241, 245 en 264). In 1351 en 1352 blijkt, dat die „gemene raad” kent zoowel de edelen als de steden. (Idem, p. 806, 814 en 815).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 154