HET BINNENHOF VAN I247— I747. 144 471-, Van prayellen te maken binnen hove ende in den houte; 50 r. om spikeren ander papenprayel (bij V)1361. rietdekkers- werk aan: een preyiel onder die linde (bij V); een proyieel voor der joncvrouwen earner (bij 7) ende een preyiel after der Cnapen earner (bij Vermoedelijk lag dit laatste tegenover R, want in 1343 (Uitgeg. rentm. rekeningen door het Hist. Gen.) worden in één adem opgesomd de „meester cnapencamer ende miere joncvrouwen earner” (H), waaruit af te leiden valt, dat zij nabij elkander waren gelegen. 20) (pag. 52.) Zottekijn blijkt dit jaar portier te zijn geworden hij woont klaarblijkelijk bij de middelpoort. Over hem en zijn opvolger: De Riemer I, pag. 171 en 182 21) (pag. 52.) Wagenaar, Vad. Hist. Ill, p. 279 neemt aan, dat het kruit voor het eerst hier te lande gebruikt werd in 1350. Reeds in 1346 blijkt uit de rekeningen, dat de metselaar werkte aan „den ketel in die cruytcamer.” 22) (pag. 53.) Op 28 Nov. 1585 en op 21 Dec. d. a. v. ordonneer den de Staten van Holland het kwartier voor den Graaf van Leicester, ten oosten van de kapel, in orde te brengen en daar voor ook de Cleefsche kamer te laten inrichten. (De Riemer, p. 134 142). In 1586 (Rek. i^ór. i66v.) blijkt onmiddellijk ten oosten tegen deze kamer te worden aangebouwd, met een trapjesgevel, enz. het vertrek thans nog aan den vijver zichtbaar, twee ramen breed. De Cleefsche kamer l is dus bekend en thans vloeit uit de navolgende aanteekeningen ongeveer de ligging van de gezochte kamers voort. In 1438 was bekend de kamer „dair myn vrouwe van Cleve lach”; aan de oostzijde blijkt zij in 1586 nog vrij te liggen. Voor het overige vernemen wij uit de rekeningen: 1479. 1891'. muyr tusschen den voirsz. toirn (achtkante toren) ende cypressencamer (o); 1453. 72V. 74r. o. a. eyndelste earner (oj) van den hove, die teynden aen die cypressencamer 1K) (pag. 51.) In het laatst der i5de eeuw staat echter kamer C bekend als de „goede graven” kamer, waarover nader aant. 43. 19) (pag. 52.) Twijfelachtig is dan ook of die opgang vroeger wel bestond; mogelijk is in 1343 bedoeld de traptoren tegen den noordelijken gevel bij G, welke toren in 1525 gedeeltelijk werd vernieuwd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 156