8
HET HUISHOUDBOEK VAN JOSINA VAN DORP.
hebben. Hoewel zij een enkele maal, te Dordrecht, haar
intrek nam in een „herberg”, was zij meestal, zooals wij
nu zouden zeggen in pension. Zoo betaalde zij aan Nicolaas
Carlier, rentmeester van Schieland 39 jg, „van dat ick
19 daghen tzijnen huijsen geteert ende gelogeert hebbe”.
Het gebruik van fooien geven was reeds algemeen, en
zoo gaf zij „aen den sone van den huijse ende aen het
meijsken tot drinckgelt” twee gulden.
Het was op een van die reizen, dat zij de boven
bedoelde minder aangename ondervinding opdeed van
Anthonie Verstrepen. Zij schijnt zich langzamerhand ge
wend te hebben de zorg voor alle huishoudelijke uitgaven
aan hem over te laten, en eens had zij hem te Brussel
ruim 1800 =g gegeven om die later te verrekenen. Of
die verzoeking nu te groot was, of dat er een bijzondere
aanleiding bijkwam, wij bespeuren plotseling, dat Anthonie
op de loop is. Hij heeft zelfs den sleutel van den koffer
zijner meesteres meegenomen, zoodat zij dien moet laten
opensteken om zich te vergewissen, wat hij gestolen heeft.
Zekere Hubrecht krijgt nu 20 =g „voor teergelt om te
gaen naer Anthonie te apprehenderen int leger naer Brugge
en elders” Hoewel hij niet slaagt, krijgt hij toch nog tien
gulden voor zijn moeite.
Het blijkt niet zoo gemakkelijk den voortvluchtige in
handen te krijgen. Inmiddels neemt jonkvrouw Josina de
noodige maatregelen. Advocaat Wils wordt geconsulteerd
en krijgt daarvoor 5 jg. Een procureur maakt een pro
curatie op en een relaas. Schepenen dienen „over de
voorsz. sake”. Eindelijk besluit Josina, voorzien van een
„acte van Seureté de corps” (een paspoort) en van een
brief van „Sijn Altese” (aartshertog Albertus?), die mon
sieur Montgaillard haar bezorgd heeft, in het begin van
Mei zelf naar Brussel te gaan. Notaris Raymaker maakt
hier met behulp van procureur Wagemans twee procuration