HET BINNENHOF VAN I247 I747.
171
9’) (pag. 104.) Immers1552. 1481’. blijkt van geleverd ijzer
werk aan het nieuwe werk eener galerij. 1553. 931'. nyenwe
galerye, zoo men mag gaen van ’s Keyzers logys in stadt-
houderslogys mit Sint Yvoescapelle. loor. houtwerck gelevert
ande nieuwe gaelrye opt Binnenhoff an de zuytsyde van de
cappelle.
die setten zoude ende deselve up ende van de wagen te
helpen, omdat se nyet breecken en zouden, enz.
(pag. 105.) Hierbij valt nog te melden: 1547. 104V. An
die groete earner tot Snouckert. 1551. 137V. Aparte rekening
voor „nootlicke reparation in de huysinge van de librarye
upte voorsz. hove, daer Heer Willem Snouckaert, ridder,
raidt van den voorsz. hove, zyn residentie houdende es, by-
zondere omme te maicken int zuyden van deselve huysinge
an de keucken een vuytstecxsel van steen tot een washuys,
over ’t water vuytsteeckende. 1572. 97V. Noch gemaect aen een
poort, die men naer die grift’ ende liberie gaet, enz.
N. B. In deze buurt werd na 1582 de Hooge Raad gevestigd,
welk college er een afzonderlijke bibliotheek op na hield.
Mogelijk is een deel der boeken hier beland, hoewel deze
meer op kerkelijk en staatkundig dan wel op rechtskundig
gebied zullen betrekking gehad hebben. Ook het Hof Provinciaal
hield er een bibliotheek op na, in 1730 plaats vindende in- of
nabij de raadkamer C, aan de oostzijde, welke bergplaats
van weinig omvang in 1707 schijnt gemaakt (De Riemer,
I, p. 121). Deze schrijver (p. 256) laat klaarblijkelijk „Jan met
de boeken” ten onrechte op 1532 overlijden. Overigens schijnt
9») pag. 105.) Dienaangaande vindt men: 1550. 120V. en I2ir.
De steenhouwer Pasquier blijkt steen geleverd te hebben aan
een „kornement, lysten en cardelingen” boven de middelpoort;
ook werden hem vijftig pond betaald „ter cause van een
groete poirt, die hij gelevert heeft van goeden bentemersteen,
die staen sal in de middelpoirt van den hove”. 1552. 172V.
Noch Cornelis die schilder van twee wapens, die hy gemaict
heeft au de nyenwe poort van ’t hoft’, ende een wapen ant
valckhuys. 1551. 141V. en 1421-. Hier blijkt van de nieuwe
vaste brug met drie bogen van Benthemer- en blauwe steen
„ende twee calompnen mitte leeuwen, staende voir an de
selve bruggen”.