189 DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. de Graven van het Hollandsche Huis in gewichtige aan gelegenheden den raad in van aanzienlijke of kundige mannen, maar, zij zochten in elk bijzonder geval voor lichting, waar zij meenden die het best te kunnen vinden. Zoo vermelden zij in hunne handvesten, dat zij handelen bij rade van de voorzichtige mannen van ons graafschap, bij rade mijner mannen, met goedvinden der edele en wijze mannen uit Holland, bij rade en toestemming van de edele lieden en onzer getrouwen, met rade veler goede lieden, met rade onzer leenmannen, enz. Onder Graaf Willem II wordt voor het eerst melding gemaakt van een Raad; maar het is bekend, dat deze Raad aan den jeugdigen Roomsch-Koning was toegevoegd, om hem bij de behandeling der gewichtige Rijks-belangen voor te lichtenwij hebben hier dus te doen niet met een gerechtshof maar met een staatsraad, en hetzelfde kan gezegd worden van den Raad, uit aanzienlijke Edelen bestaande, die graaf Jan I ter zijde stond en waarvan niet veel meer bekend is, dan dat zij den graaf aan spoorde, om een tocht tegen de Friezen te ondernemen. Eerst onder de Graven van het Henegouwsche en daarna onder die van het Beijersche Huis vinden wij geregeld melding gemaakt van eenen Raad, maar dit was een Raad van den Graaf, geenszins een Raad van Holland. Dat blijkt zoowel uit de woorden, waarmede die Raad in de handvesten wordt vermeld, als uit zijne samenstelling. Die Raad wordt genaamdonze lieve ende getrouwe Raetsluijden uijt Henegouwe, uijt Hollant, uijt Zeelant, of onzen Rade van onzen drien Landen van Henegou, van Holland ende Zeelant. En wat de zamenstelling van den Raad betreft, een paar voorbeelden. In 1403 gaf Albrecht van Beijeren onder anderen de stad Schoonhoven aan zijn echtgenoote Margaretha van Kleef in lijftocht in den brief, waarin

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 201