DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
190
hij dit aan den magistraat dier stad mededeelt, meldt hij
tevens dat de Gravin in de stad zal komen, vergezeld
van ’s Graven Radenden Landgraaf van Lenterborg,
den Proost van Bergen in Henegouwen en Heer Floris
van Borselen. In een plakkaat in 1418 door Jan van
Brabant en Jacoba van Beyeren uitgegeven tot bestrijding
van die van Ysselstein, worden als Raden genoemd de
Heer van Culenborg, de Jonkheer van Gaesbeek, de
Heer van Montfoort, de Burggraaf van Leiden, Heer
Hendrik van Wassenaer en Heer Floris van Haamstede.
Men ziet het, de Raad bestond uitsluitend uit aan
zienlijke mannen, deels vreemdelingen, die in staatszaken
zeer bedreven kunnen geweest zijn, maar die geen
rechtsgeleerden waren.
Die grafelijke Raad had ook niet zijn vasten zetel in
den Haag, maar vergezelde den Graaf, werwaarts hij
zich begaf. Dit blijkt niet alleen uit de omstandigheid,
dat vele handvesten, op advies van den Raad door de
Graven zijn uitgegeven op andere plaatsen dan in den
Haag, maar het wordt volkomen bewezen door het privi
legie, dat Hertog Albrecht op 10 September 1400 aan
die van den Haag geschonken heeft. Daarbij werden hun
verscheidene voorrechten verleend onder eenige voor
waarden, waarvan de eerste luiddeIn den eersten soe
sullen onse goide luden vander Haghe voirsz, ons en
onsen Nacomelingen en onser Herbergen binnen der
Haghe dienen en doen dienen in allen saken onser Her-
berge toebehoorende, gelijken dat sij en hoir Vorders ons
en onsen Voirvorderen tot desen dagen toe gedaen hebben,
dats te weten, dat zij ons dienen sullen mit veertien
wagen, en eiken wagen mit vier paerden, tusschen Hair-
lem en der Mase en tusschen Oudewater en Woerden
ende der Mase voir ons, onsen Rade, voir onser Pane-
terie, Bottelrie, Coken en Gaerderobbe in alre manieren