DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENL.
192
den oorlog 1500 gouden schilden ter leen vroeg:
wij met goeden voorzien ons liefs Soon van
en onse gemeene Raeds overdragen zijn
doen op onse vijanden, den. Arkelsen.
Welk aandeel ’s Graven Raad in de rechtspraak had,
moge uit het volgende blijken.
In 1303 beslechtte Graaf Jan II een geschil tusschen
de verschillende inwoners van KennemerlandWij Jan,
Grave van Henegouwen, van Hollant, van Zeeland ende
Heere van Vrieslant maken kont, dat wij bij Rade onser
goeden luijden van onsen Landen hebben een recht ge-
maeckt tusschen den Edele luijden in Kennemerlandt, die
half Edel sijn of daer beneden ende van onse. gemeente
in Kennemerlandt.
Bij het aanvaarden van het Ruwaardschap over Hol
land in 1357 beloofde Hertog Albrecht: voert van alle
ons Landts aenlage, dat zouden wij onsen goeden Luijden
van Delft alsoo doen beteren, dat ons ende onzen Raede
dochte, dat ons Lant wel daermede versekert waer.
Voort waert dat wij ijemant namaels gunnen wouden
deur dese Vaert te vaeren ende daer inne te komen,
die soude staen tot onsen wille en dat souden zij gelden
redelijcke kost met onse stede van Delft tot taxeeren
van ons ende van ons Raedts.
Evenzoo verleende dezelfde Vorst, toen hij in 1393
met advies van zijnen Raad, besloot in Holland nieuwe
gouden en zilveren munt te doen slaan, verschillende
bevoegdheden aan den Raad, o. a. het essaijeeren der
muntstukken, wanneer het bleek, dat stukken van minder
allooi in omloop werden gebracht.
Toen Hertog Albrecht den Arkelschen oorlog wilde
ondernemen, deed hij zulks niet, zonder daaromtrent
vooraf zijn Raad te hebben gehoord, zooals hij aan die
van Rotterdam schreef, toen hij hun voor de kosten van
„dat
Oostervant
een Reijse te