DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. 197 den Hertog zoude mededeelen, die daaromtrent dan zoude ordonneeren als dat behooren sal. Eindelijk kan de Raad van Negenen niet worden beschouwd als de oorsprong van het latere Hof, omdat alle verband tus- schen beide ontbreekt: de Raad toch bestond slechts ruim één jaar en werd toen door Philips ontbonden, om plaats te maken voor een nieuwe inrichting van het be stuur. In 1430 werd Frank van Borselen met zijn neven Philips en Floris van Borselen gouverneurs van de drie landen, met een adviseerende raad naast zich, maar reeds in November van het volgende jaar werd het bestuur hun weder ontnomen en dit opnieuw aan een raad op gedragen; die in 1433 eene instructie kreeg en in het zelfde jaar zijn zetel van Leiden naar den Haag overbracht. Die instructie behandelt bijna uitsluitend de Staats rechterlijke bevoegdheden van den Raad, die hoofdzakelijk hierin bestonden, dat dit collegie de zaken onderzocht, besprekingen hield, onderhandelingen voerde, maar de beslissing aan den Hertog bleef voorbehouden. Slechts in een paar gevallen mocht de Raad zelfstandig handelen hij mocht leenen en andere goederen verkoopen, waarvan de waarde minder, bedroeg dan duizend klinkaars en hij had de bevoegdheid om vergiffenis te schenken voor strafbare feiten, wanneer deze niet tegen de persoon of de Hoogheid van den Hertog waren bedreven. Toch, waarschijnlijk krachtens eene nadere instructie, die niet tot ons is gekomen, oefende de Raad in burger lijke en in Strafzaken rechtsmacht uit. Geruimen tijd lag Willem de eerste Heer van Schagen wegens de pacht zijner visscherijen overhoop met de buren en onderzaten van Schager-cogge en Niedorper- cogge. Ten slotte werd de zaak voor den Raad aan gebracht, die in 1439 een sententie gaf ten gunste van den heer van Schagen. Maar de landlieden stoorden zich

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 209