223
meer
EEN „IN MEMORIAM”, ENZ.
lagen uitgestald, zoowel voor de felle zon als voor het
eerste regenbuitje, en zij waren dan ook de gezochte
ligplaats voor al wat schip en schipper was; des zomers
kwamen zij, die schepen en schuiten in allerlei vormen
en afmetingen en kleuren, op- en afvaren, met heur
masten en heur touw- en zeilwerk half verscholen tusschen
het geboomte en vóór dat de vorst inviel, zorgde elk
schipper, als ’t even kon, om met zijn schip bijtijds
binnen de stad zijner keuze of woning te zijn, ten einde
daar te kunnen overwinteren.
Zoo werden die grachten, in meerdere of in mindere
mate, de groote centra van de drukte en van de handels-
beweging in onze Hollandsche steden, daar kwamen en
daar lagen de schepen van tal van andere plaatsen en
uit de omgeving, beladen met hun koopwaren of landbouw
producten of met hetgeen zij aanbrachten voor eigen
opslag, daar kwamen en van daar gingen de veer- of
beurt-schepen en ook de vaste markt-schepen en mede
de voor zeil- of reistochten eigen of in huur verkrijgbare
boeijers en jachten of hoe zij toen heeten mogten; de
kaden, zij waren dikwijls voor een groot gedeelte bezet
met stapels goederen, die pas aangevoerd, ’t zij opge
slagen of ingeladen moesten worden, en inzonderheid
tijdens de groote jaarmarkten waren die grachten vaak
eenig, en dan niet zelden bezet met schepen, waarop
geheele kramen en tenten met allerlei uitstallingen in rei
en gelid geschaard stonden.
En meer verder af naar buiten, naar de omwalling
toe, vond men de voor bepaalde bedrijven aangewezen
grachten of gracht-gedeelten, daar vond men de laken
volders en de laken-ramen, en de verwers, daar lagen
de bier-schepen en mede de visschers-vaartuigen en de
vischhal, daar lagen de zoutkeeten en woonden de teerd
en de pik-verwerkers, daar lagen de scheeps-timmerwerven