224 EEN „IN MEMORIAM”, ENZ. en de houtzagerijen en de verdere molens, en verder al hetgeen gevaar of hinder opleverde in die dagen. Geen wonder dus, dat die binnen-grachten of diepen, zoo- als ze o. a. in Friesland en in Groningen genoemd werden, in het leven onzer steden destijds een hoogst gewichtige factor waren, de verkeers- en de bedrijfs-aders tevens, geen wonder ook, dat men toen bij voorkeur aan die grachten woonde, die immers minstens van twee tot vijfmaal zoo breed waren als de gewone- straten met de daarin nog veelal bij elke étage iets overgebouwde huizenhier toch was volop licht en volop lucht, hier was altijd leven en beweging en dit altijd weer anders, en men kon tevens ook vlak vóór zijn huis zijn goederen laten komen of zijn reis aanvaarden of beëindigen. Was in eene straat het uitzicht slechts weinig verder dan overbuurmans ramen, hier aan de gracht met heur dubbele rei boomen, met heur bruggen en sluis, met heur schepen en heur water, was dat uitzicht een geheel ander, veel verder, veel dieper, en ook altijd varieerend, niet alleen met elk saisoen, maar zelfs eiken dag, want ’s morgens was het geheel anders dan ’s middags en ’s middags weer geheel anders dan ’s avonds. En op de vaste zitbanken, die op den stoep van elk huis bijna, bezijden de voordeur aanwezig waren, vondt ge dan ook tegen den avond, ’t zij al dan niet door een luifel gedekt, onze voorouders zitten met hun goudsche pijp in den mond en eenig naaldwerk in de hand, elkaar het nieuws vertellen, dat de veer-schipper van stad A of B, dien dag had mêegebracht. En die grachten en grachtjes, zij waren daar, waar zij slechts langs ééne zijde met eene straat of weg voorzien waren, vaak nog veel schilderachtiger dan de overigen, ter weerszijden door straten besloten, want, nu komen aan die overzijde, ’t zij de achtergevels der huizen, ’t zij bij meerdere diepte, de tuinen en de tuinhuizen in allerlei

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 237