huisjes en op de bruggen, vondt ge altijd, pratende en wachtende en kijkende of gapende groepjes. Inderdaad, zóó moet men zich onze grachten terug denken, want zoo waren ze in heur goede dagen, en ze zóó terugdenkend, begrijpt men eerst haar volle betee- kenis, haar volle waarde in en voor het stedeleven dier dagen, zij waren niet alleen de verkeers- en de transport- wegen, maar gezochte woonbuurten tevens, zij waren de marktplaats zoowel als de wandelweg der omwonenden, ’s morgens vol beweging, vol drukte, ’s avonds bezet met onder de luifels en op de stoepen zittende keuvelende groepjes, en tevens waren zij de ruimte-, de licht- en de lucht-brengsters in die hoog omwalde of hoog ommuurde steden, wier poorten Js avonds gesloten werden, en in wier smalle straten het veeltijds reeds volslagen donker was, als het op de gracht pas begon te schemeren. Dat er in die steden schilders geboren werden en schilders moesten geboren worden, dat kon niet anders, die grachten, zij waren bijna alle en bijna overal schilderstukken, en wel schilderstukken, elk oogenblik varieerend, want de zon èn de lucht èn de schepen èn de boomen èn de menschen, zij allen schilderden er aan mêe, en ieder dezer, zij deden dat onbewust, en daarom juist, was het dikwijls zoo eenig mooi. Doch dat mooie van zoo’n eenvoudig stads-grachtje met zijn boomen, zijn schepen, zijn menschen-drukte, zijn leven en beweging, zooals ge dit op een zomerschen marktdag o. a. nog in Alkmaar of in Delft ten vollen kunt genieten, het laat zich niet in woorden beschrijven, men moet dat gezien en genoten hebben, een Jan van der Heijden, een Berckheijde, een Ruijsdael, een Joannes Vermeer en ook Klinkenberg, zij wisten dat in hun gracht- stukken vaak zóó treffend terug te geven en wie hier te EEN „IN MEMORIAM”, ENZ.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 240