230
EEN „IN MEMORIAM”, ENZ.
En de vreemdeling, die vroeger opgetogen was over
al die eigenaardige scheeps-drukte en over al die be
drijvigheid te water binnen onze steden, die zegt nu, de
bijna schuitelooze grachten overal ziende wat een wonder
land is dat Holland toch, in de steden vindt ge bijna
overal midden in de straten een vaart, maar die niet
bevaren wordt en ook niet bevaren zou kunnen worden,
want bij elke dwars-straat bijna ligt, er eene vaste brug
overheen ’t Is waar, iemand die het verleden onzer
steden niet kent, moet dat wel vreemd toeschijnen, te meer,
omdat wij inderdaad tal van onze vroegere 600^-bruggen
reeds hebben vervangen door vaste platte bruggen en
daardoor de weinige scheepvaart, die er nog op die
grachten was, nog hebben verminderd.
nog op
Wat hadden
die boog-bruggen dan tochwel misdreven, dat zij, die
meerendeels reeds een paar honderd jaar ongehinderd
dienst hadden gedaan en nog wel een paar honderd jaar
dienst hadden kunnen doen, nu afgebroken en vervangen
werden? waren zij plots alle meer of min bouwvallig
geworden? toch niet, men vond ze alléén wat te lastig
voor de rijtuigen, en daar het rijtuig in de steden het
geheele personen-vervoer had overgenomen, kwam er
nu, ten koste der schipperij, van alle rijtuigen-houders
den wensch, soms zelfs de eisch, tot brug-verlaging en
daar beweegbare bruggen, door het oponthoud dat zij bij
het openen en sluiten aan het verkeer veroorzaken, vaak
nog lastiger zijn dan de boog-bruggen, zóó kwam het, dat
onder dien drang, vooral nadat de getrokken ijzeren balk
geboren was, zóó kwam het, dat onze boog-bruggen nu
door vaste ijzeren balk-bruggen vervangen werden.
En die drang tot brug-verlaging, hij werd nog veel
sterker met de uitbreiding van het tram-verkeer binnen
onze steden, de tram vraagt horizontale wegen, elke boog
brug is een beletsel op zijn weg, sommige boog-bruggen