231 EEN „IN MEMORIAM”. ENZ. zijn inderdaad zóó steil, dat zij voor een tram onbereid- baar zijn, zoodat daar, waar gelijk in Amsterdam de tram als het ware een onmisbaar verkeers-factor begon te wor den, met elke nieuwe tramlijn, weder tal van boog-bruggen werden gesloopt, en de nog op die grachten overgebleven scheepvaart zich tot een steeds kleiner traject moest beperken. En de schipperij In den tweestrijd tusschen de be langen van het vervoer per as en dien per schuit, binnen de steden, had zij reeds geleerd, dat de belangen der inwonenden en die der meerderheid, altijd het zwaarste wegen, zij protesteerde wel, maar steeds zwakker, want zij wist vooraf, dat zij kwam kloppen aan eens dooven mans deur, en eindelijk, protesteerde zij maar niet eens meer, maar zweeg. Met de boog-brug verdween echter niet alleen de laatste scheepvaart op onze grachten, maar verdwenen tevens die zoo eigenaardige doorzichten onder vele dier vroegere bruggen, die zich in hun kalmen eenvoud zoo rustig welfden boven die grachten, de middelste boog steeds de hoogste en de wijdste en de bogen ter weerszijden iets kleiner en iets lager, door hun massa, vooral oudtijds toen zij nog geen open leuningen hadden, maar nog met schut- of borstwerings-muren besloten waren, vooral oud tijds, door hun massa eene donkere, krachtige tegenstelling vormend met de ow</er-doorzichten en ook met al het mast- en touw-werk, dat toen voor het gezicht, boven de brug den achtergrond veelal vulde en vormde. En die onder-doorzichten, zij werden door de weer spiegeling van de bogen in het watervlak nóg eigen aardiger, vooral, zoo bij een eenigzins donkeren voor grond, achter de brug zich alles toevallig in het volle licht deed zien. In zoo’n boog-brug van gewonen bak steen zelfs, zoo doodleuk als zij onze gracht soms over-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 244