235
EEN „IN MEMORIAM”, ENZ.
Doch ik mag de Technici, die in onze steden aan het
hoofd der Gemeente-werken stonden of staan, niet al te
hard vallen, want zij waren het niet alleen, die, blind
voor het typisch cachet, voor het werkelijk interessante en
voor het stille mooi in die. steden, onbewust als het ware,
dat alles voor een groot deel of bijna geheel hebben vernield,
ook het meerendeel der Heeren Burgemeesters en Wethou
ders en het meerendeel der opvolgende Raadsleden, hadden
meestal oog noch oor daarvoor, en nog veel minder een
vooruitziend oog, in staat om de gevolgen te overzien
van dat eindeloos afbreken, dempen en vernieuwen.
Van een Gemeente-Architect echter, mag men ver
wachten, dat hij van te voren, als in volle werkelijkheid
vóór zich ziet, al hetgeen hij, na rijpe studie, op papier
heeft geprojecteerd, ’t zij een nieuw stads-gedeelte, ’t zij
een nieuw gebouw, ’t zij eene nieuwe brug, ’t zij de ge
volgen eener gracht-demping, althans, hij behoort dat te
kunnen, en is dan ook terecht verantwoordelijk; want
hoezeer als ambtenaar verplicht, om uit te voeren hetgeen
hem door zijn lastgevers, door B. en W., wordt opgedragen,
zoo heeft hij toch, juist door zijn positie als de deskun
dige, niet alleen de gelegenheid, maar ook ten plicht om
te ontraden, alles wat inderdaad in strijd mocht zijn of
komen met het blijvend belang der stad, de gelegenheid
ook, om door overlegging van andere plannen en het aan
geven van andere oplossingen dan de gevraagde, het ge
vaar af te leiden en te voorkomen.
Wenscht men zijn advies evenwel niet te volgen, is en
blijft het bestuur blind voor goeden raad, welnu, dan komt
de verantwoordelijkheid voor den daad, dan ook uitsluitend
ten laste van dat bestuur, eene verantwoordelijkheid, die
echter geheel ten laste van den Gemeente-Architect blijft,
zoo hij de slechte daad, niet of niet tijdig en niet zoo
beslist mogelijk, mogt hebben ontraden.