237 EEN „IN MEMORIAM”, ENZ. veelheid en onder voldoend verval, ze bij wijze van doorspoeling zuiver of ten minsten stankvrij te houden, doch eene zoodanige doorspoeling is eene zeldzaamheid, bij de meeste onzer steden inderdaad onbereikbaar en bij gunstige ligging slechts te verkrijgen door behulp van een stoompomp-toestel, en van eenige sluizen, waar mede men de grachten groepsgewijze kan afsluiten en ververschen. Dientengevolge werd de toestand van sommige grachten in enkele steden, meer dan hinderlijk, soms, vooral in den zgn. bloem-kooltijd was voorheen o. a. de Prinsen gracht te Amsterdam bijna onhoudbaar, althans voor een vreemdeling, want de gracht-bewoners zelve, zij waren er reeds vrij wel aan géwend en ondervonden daarvan ook geen schadelijke gezondheids-gevolgen. Onze laatste cholera-epidemie echter van het jaar 1868 en de leer der bacillen, zij gaven eindelijk den doorslag en openden veler oog voor den werkelijk onhoudbaar wordenden toe stand, waarin de grachten van lieverlede gebracht werden, bijna tot dien van een groot open vuilnis-riool. En nu, in plaats van afdoende middelen te beramen en uit te voeren om aan dien toestand een einde te maken en de grachten weer te doen zijn, wat zij vroeger waren, kwam men tot de ongelukkige leuze: „de grachten stinken, ergo weg met de grachten, dempt ze”. En die leuze, zij werd nu aller wachtwoord. Van nu af regent het overal adressen bij den Raad, demping van deze of gene gracht, van dit of dat gracht-deel verzoekend, en als men dan de beraadslagingen van den betrokken Raad over die adressen leest, dan blijkt daaruit nergens, ook maar één woord van waardeering voor de gracht zelve, of over haar waarde in ’t binnen stede-aspect, de gracht, zij is de misdadigster geworden, ergo weg met haarEn of nu al een enkel raadslid ook mogt opmerken, dat men

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 250