241 De beide binnen ons nu EEN „IN MEMORIAM”, ENZ. vragen, waarom onze voorouders grachten onze steden hebben gegraven, en waarom wij haasten deze te dempen, die beide vragen, zij zijn nu beantwoord en nu ga ik terug naar Spinoza, _die nog steeds niet bekomen is van zijn verbazing, die hij ondervond, toen hij verdiept in zijn overdenkingen werd gestoord door de herrie der grachten-dempers, die daar zijn Stille Veerkade gingen vernielen. En die Stille Veerkade en de Amsterdamsche Veerkade 16 De tram, de fiets en de automobiel, zij allen meenen recht te hebben op eigen banen, en zeggen nu tegen de gracht, weg met u, ge hindert mij, en een koor van kort- zichtigen, ’t gilt weer mede, weg met de gracht. En de grachten die er nog zijn, zij mogen nu plaats maken voor electrische tram-banen en ter plaatse van den stillen waterspiegel van voorheen, spant men dan een netwerk van draden, komt dan de fluit of de bel u waar schuwen om toch haastig over te steken, wilt ge niet overreden worden, terwijl ter zelfder tijd een tuf-tuf met zijn korte en zóó welriekende ademhaling u verschrikt, of een dolle fietsrijder u rakelings voorbij snortZóó be hoort hetzóó is de nieuwe eisch van het stede-leven zóó is de nieuwe eisch van het openbaar verkeeren wie is de krent, die zich daartegen nog zou durven ver zetten? niemand immers, neen, voor onze steden is nu een schoone toekomst weggelegd, juist door beur oude grachten zijn zij immers voorbestemd tot boulevard- steden, en een boulevard-sisA te zijn, dat is immers het ideaal van de stad van het heden. Dempt toch spoedig uw overgebleven grachten, gij steden van Nederland, om dat boulevard-XïVA en dat Zram-heil en dat jiets-heW en dat automobiel-hei\ en wat al niet meer, binnen kort werke lijk deelachtig te worden

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 254