en 2Ó2 HET EERSTE „GENERALE POSTCOMPTOIR”, ENZ. van ’s-Gravenhage dato 16 Mei 1755, door Jacques le Jeune, ontvanger der posterijen van Holland en West- friesland, daartoe geauthoriseerd ingevolge het besluit van 29 Maart 1753 genomen door Heeren Commissarissen dier posterijen en zulks ten behoeve van het gemeene land, d. i. van de twee genoemde provinciën Holland en Westfriesland, thans Zuid- en Noordholland uitmakende. (Register van verkoop van huizen en landen te ’s-Graven hage, Rijksarchief). De notaris bekent voldaan en betaald te wezen van de koopsom, eerst met de somme (in contanten?) van ^5533 6 8 en tweedens met eene obligatie ter somme ƒ11660 13 4, benevens daarenboven nog ont- te hebben de som of koop van vangen te hebben de som van ƒ1200.— wegens (voor) overname of koop van eenige meubilaire goederen. In de resolutie van 26 Maart 1755 van genoemde heeren Commissarissen der posterijen, leeren we wanneer de verkooping heeft plaats gehad (13 Maart 1755) zoo mede de redenen kennen, waarom Jacques le Jeune voor- noemd gemachtigd werd dat huis en erve, stalling en koetshuis aan te koopen, namelijk om in ’s-Gravenhage een vast, eigen en geschikt „Generaal Postcomptoir” te vestigen, terwijl haar inhoud eenige meer duidelijke en bepaalde aanwijzingen geeft, waar dat huis „staande en gelegen” was, namelijk „agter de groote kerk" „De Heer van Noordwijk (wij zullen later zien wie en wat hij was) heeft gecommuniceert, dat hier in den Haag op 13 deses (13 Maart 1755) public gekogt is van den notaris Bartholomeus Plante q q een huis agter de groote kerk ter somme van 16600 gulden, om te worden geapproprieert tot een Generaal Postcomptoir, waarop geene resolutie is gevallen.” „(Tevens) is geexhibeert eene notitie van den notaris Planta, houdende de verschuldigde rantqoenpenningen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 278