DE HAAGSCHE NOTARISSEN. 299 dl- I, P- 17- v. d. Schelling, p. 57. tot notaris of tabellion creëerde is gedrukt in de Juris- prudentia Heroica De keizerlijke notarissen mochten acten passeeren in het gansche gebied waarover de keizer te zeggen had; de apostolische, voor zoover zij door den Paus waren aangesteld, in alle plaatsen van het Christendom, zelfs buiten het grondgebied van den Paus of Keizer, en zij die hun aanstelling van den Bisschop hadden gekregen, binnen de palen van het Bisdom. Dat de notarissen die aldus werden aangesteld niet altijd de meest geschikte personen waren, behoeft geen betoog. Het ontbrak hen dikwijls aan kennis om hun ambt naar behooren waar te nemen, sommige waren door hun gedrag onwaardig als openbaar ambtenaar op te treden. Om hierin te voorzien, was reeds aan de Bisschoppen de macht toegekend om alle notarissen te examineeren en de onkundigen of onwaardigen aftezetten; maar van dit recht schijnt hier te lande weinig gebruik te zijn gemaakt. Daar de aard van hun werkkring niet nauwkeurig was omschreven, stond de weg open voor allerlei misbruiken zonder dat daartegen afdoende kon worden gewaakt. Bovendien was hun aantal, daar zij door drie ver schillende autoriteiten konden worden benoemd, in som mige plaatsen veel te groot. Het duurde evenwel tot aan het begin van Keizer Karel’s regeering voordat hierin een definitieve verbete ring zou worden aangebracht. Op de dagvaart gehouden te ’s-Gravenhage den 3ien Januari 1524 bij de Gedeputeerden van de zes groote steden van Holland, was de quaestie van de notarissen ter sprake gebracht.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 315