DE HAAGSCHE NOTARISSEN.
313
Resolution van de Staten van Holland, 11 October 1554, p.38.
Griffier van den Raad in Holland „gecreert notaris ende
tot d’exercitie van dien alomme binnen Co. Majesteits
landen van herwaertsover bij den hooftpresident ende
luyden van den Secreten Rade geadmitteert” legt in het
zelfde jaar eveneens den eed af in handen van een der
Raden van het Hof.
Deze bepaling was misschien wel het gevolg van de
klachten van de Staten van Holland aan de Landvoogdes
in 1554, dat er in Holland verscheidene notarissen waren
die praktijk uitoefenden zonder dat zij approbatie van
het Hof hadden verkregen.
Op de vergadering der Staten, gehouden te Brussel
den ioden October 1554 werd „geresolveert te spreecken
den President (van den Secreten Raad) beroerende het
placaet van de Notarissen omme hetselve weder gepu-
bliceert te hebben ende bij deselve voorts geinterdiceert
geen officie van notaris in Holland te mogen bedienen,
dan bij admissie van den Raede van Hollandt na voor-
gaende nominatie van de steden.”
President Viglius had hierop geantwoord „dat de Keyser-
lycke Majesteyt niet en wilde sluyten sijn macht ende
authoriteyt van notarissen te mogen creëren ende admit
teren, dat evenwel Sijne Majesteyt altoos reguard nemen
soude, dat er bequame notarissen toeghelaten souden
werden, ende dat het placaet soo veel als het doenlijck
was soude werden onderhoudendat men evenwel aen
die van den Grooten Raede soude mogen versoecken dat
sij hen souden willen reguleren naer vermogen van hetselve
placaet, en hij en twijffelde niet, sij en souden willigh
wesen hetselve te doen. En indien sij swarigheijdt maeckten
dat te kennen gevende, soude henlieden bij besloten
brieven belasten het voorss. placaet te achtervolgen.”