DE HAAGSCHE NOTARISSEN.
3T7
i) -jAe Memoriaal van Mr. Bartolt Ernst fol. 245 vs.
Reeds in 1546 had men bij de benoeming van nieuwe titu
larissen tegen deze concurrentie trachten te waken.
Vincent Fransz. procureur voor ’t Hof was tot notaris te
’s Gravenhage geadmitteerd op voorwaarde „dat hij nyet en
sal passeren eenighe certifficatien van getuygenissen ofte
deposicien, noch exerceren eenige acten die men in de Grefte
behoort oft soude mogen doen, mer alleenlick tgundt de con
sistorie van den provisoer ende deken van Delflant roert,
als oeck van testamenten ende diergelijcke.
Register der notarissen 13 Nov. 1546.
Herman Proost werd in 1548 op dezelfde voorwaarden acte
verleend.
deels mede in prejudicie van den secretarissen van
denselven Hove; soe ist dat ’t voorss. Hoff die voor
schreven notarissen geïnterdiceert heeft ende interdiceert
hen 't selve Hoff mits desen, egeene copien te aucten-
tiseeren nochte eenige stipulation, procuration, appellation
te ontfangen nochte eenige acten te passeren ofte te
exerceren, die men in de Grefife behoert ofte soude
moegen doen op peijne van arbitralicken gecorrigeert te
werden soe wye van de voorschreven notarissen bevonden
sullen worden contrarie tgundt voorss. es gedaen te
hebben”.
Keeren wij evenwel na deze uitwijding wederom tot
de vergadering der Staten terug.
Nadat de steden van het getal der notarissen mede-
deeling hadden gedaan en men het er over eens was
dat dit aantal in de meeste steden veel te groot was,
werd den volgenden dag besloten „omme te voorsien
dat voortaen geen tot notarissen en werden gecreert,
die niet en hebben de noodsaeckelycke qualiteijten;... dat
degene, die voortaen begeren tot notaris gecreëert te
werden, sullen presenteren requeste aen de Staten, op
welcke requeste geordonneert sal worden, dat deselve