3i8
DE HAAGSCHE NOTARISSEN.
Resolution van de Staten van Holland. 12 Maart 1594, p. 60.
2) Missiven en requesten aan het Hof.
sullen werden geexamineert bij twee Raedsheeren van
den Hove, omme te weten of sij genoegsaem gestileert
ende gepractiseert zijn om het notarisschap wel ende
dienstelijck te bedienen; ende indien sijluijden bij de
Commission bevonden worden ghequalificeert te zijn, sal
aen de steden ofte plaetsen van hare residentie ghe-
schreven werden om geinformeert te zijn van haer leven,
conversatie ende comportementen, om daervan die infor
matie ghesien zijnde, op het versoeck gedisponeert te
worden naer behooren.” x)
In deze resolutie was dus niet voorgeschreven
dat den nieuwbenoemden notaris de eed afgenomen zou
worden door een Raadsheer van het Hof en dat zijne
commissie in het daartoe bestemd register geregistreerd
moest worden.
Daar aan de bepalingen in de resolutie vervat even
min nauwkeurig de hand werd gehouden, schreef het Hof in
November 1595 eene missive aan de Staten waarin zij
de wenschelijkheid betoogde, dat deze resolutie nage
komen zou worden en waarin zij de Staten in overweging
gaven „dat voortaen alle degene dye begeeren sullen
tot notaris gecreëert te werden, allvooren geëxamineert
ende van heurl. comportement advys genomen sal worden,
volgende de voorss. resolutie, mits dat deselve daerop
tot notaris gecreeert zijnde, daernae wederomme aen ons
gesonden sullen worden omme gheadmitteert, hen den
eedt affgenomen, dJarticulen van dyen gesubministreert
ende heurlieder Commissie tot behoorlijcke verseecker-
heijt van de ingesetenen der voorss. landen geregistreert
te worden naer ouder gewoonte.” 2)