DE HAAGSCHE NOTARISSEN.
329
1) Missiven en requesten aan het Hof 22 Mei 1586.
-') Groot plakkaatboek dl. I p. 772 e.v.
te zijn die Fransch verstond, zooals blijkt uit een request
van Burgemeesters en Schepenen aan het Hof: „Ten ver-
soeke van de Walsche of Franchoysche gemeente aldaar
in groote meenichte wesende” en „tot vorderinge ende
verzekeringhe van henlieder handel ende coopmanschap
werd voorgedragen Bertholomeus van Meldart eertijds
notaris te Brussel ende zeer naer ghemaechtaelt aan
Justus Lipsius.” x)
Bij den handel waren de notarissen ook dikwijls ten
nauwste betrokken; o. a. in plaatsen waar de lakenhandel
werd uitgeoefend waren zij met het toezicht belast.
Van de gebreken, die door de „tarrameesters” in het
laken werden gevonden, moesten zij aanteekening houden
in daarvoor bestemde registers.
20 September 1591 vaardigden de Staten-Generaal eene
ordonnancie hieromtrent uit, waarbij tevens werd vast
gesteld den eed, dien zij op de uitoefening van deze
speciale functie moesten afleggen. 2)
In plaatsen waar geen notaris resideerde, was de secre
taris er mede belast.
Wanneer een notaris een onteerend vonnis achter den
rug had werd hem voor altijd het recht ontzegd zijn
functie waar te nemen.
Voor zoover ik heb kunnen nagaan is dit in Holland
in de i6rte eeuw maar tweemaal voorgekomen.
Den eersten keer in 1548 met Mr. Dirck Adriaenz
van Crimpen notaris te Gouda en den tweeden keer in
1561 met eenen Cornelis Maertensz. geboren te ’s-Gra-
venhage.