33’
DE HAAGSCHE NOTARISSEN.
(1531), naer noen, gecomen is geweest in de capelie van
t Hof ende aidair bevindende mr. Jan, die Coster van
deselve capelle; naer dat zij mit hem zekere kijffelicke
woerden gehadt hadde, dat zij hem onder zijn kinnebacken
geslogen ende hem mitten haire getogen heeft in de
sacristieende die voorsz. mr. Jan daer uijtgaende omme
die doeken te luijden dat zij hem noch eens onder zijn
kinnebacken slouch etc.” x)
Had mr. Jan zich onbehoorlijk jegens haar gedragen,
wij weten het nietmaar zeker is het dat hij zich goedig
heeft laten afranselen, zonder ook maar een poging tot
tegenweer te wagen.
Van zijn vroomheid getuige „de reijsse ende peregri-
naitge” die hij reeds op vergevorderden leeftijd naar
Jerusalem ondernam.
Was het misschien om een zwakheid zijner jeugd
goed te maken heer Jan had een „natuerlijcke” dochter
Maritgen, die later huwde met den biervoerder Huijch
Cornelisz. 2) of was het louter vroomheid die hem noopte
deze groote reis te ondernemen
Het doet hier weinig ter zake, wij weten alleen dat
heer Jan, die tot zijn vertrek rustig met zijn „jonckwijff”
(dienstbode) Margaretha Jacobsd1'. aan de oostzijde van
het Spui woonde, in 1565 op reis toog naar het Heilige land.
Voor zijn vertrek had hij bij zijn collega Floris van
Coolhem den 25™ Maart van dat jaar, 3) zijn testament
laten maken.
De heenreis werd gelukkig volbracht; maar op den
terugweg werd hij door de Turken overvallen en gevangen
genomen. 4)
Register der Crimineele Sententien van het Hof 1531.
fol. 22 vs.
-’) Transportboek van den Haag 1568. fol. 10.
3) Als voren 1566 fol. 98.
4) Als voren fol. 77 vs.