336
DE HAAGSCHE NOTARISSEN.
Danc-
1) Gijsbrecht van Loon, iste raad van Prins Maurits en raad
ordinaris van den Raad van Brabant. Protocol van den notaris
Lenert Ketting 1611, fol. 43. Tr. 1615, fol. 166 vs.
2) Mr. Jan van Noordingen, sinds 9 Juni 1606 advocaat voor
het Hof.
3) Iemand de guich naar steeken de tong achter iemand
uitsteeken. Woordenboek der Ned. taal.
raadsheer Van Loon ook al (met den gouden stok)
gestreeld zou zijn geweest.
De oude man had de klok hooren luiden.
Eenigen tijd later de „groote zaal” binnen gaande,
had hij ontmoet den advocaat Noordingen 2) en Cornelis
van Beest een eerzaam burger uit Delft die daar
zamen liepen te wandelen.
Beide personen hadden weldra de aandacht van
kaert getrokken.
Tegen Van Beest, wien hij eenige liefelijkheden tegen
het hoofd had geworpen, had hij o. a. verschillende
malen gezegd: „salve pater” en Van Noordingen had
hij uitgemaakt voor „papist”.
Weer naar buiten gaande was hij in de poort van
het Hof den Procureur-generaal tegen gekomen en in
zijn dronkenschap had hij zich niet ontzien om hem aan
te spreken, terwijl hij hem bovendien achter zijn rug
„de guych naer gesteecken” 3) had.
Op Üyttenbogaart scheen hij bijzonder gebeten te zijn.
Den ist=n Maart 1610 was hij te zijnen huize gekomen
en had hem daar zonder oorzaak uitgemaakt voor: „schelm,
woukeraar, banquerouttier, uytgebannen uit Utreght, land
verrader”, enz. enz. Hij had hem tevens verweten dat hij
dagelijks kwam bij Oldenbarnevelt en Aarssen „die mede
schelmen en landverraders waren”.
üyttenbogaart had hierop een klacht ingediend bij den
fiscaal van ’t Hof. Een onderzoek werd ingesteld en den