340 DE HAAGSCHE NOTARISSEN. M. G. Wildeman. Aanteekeningen nit de Rentmeesters- rekeningen der Groote of St. Jacobskerk. p. 128. 2) Zie het testament van heer Cornells Deym 6 Maart 1550. Bijlage G. De laatste die voor het Hof werd toegelaten, was heer Floris van Coolhem, kapelaan van het St. Barbara gilde, priester en vicaris van de St. Jacobskerk in Juni 1567. Hij noemt zich in notarieele acten „priester ende notaris van den provisoer en den deken van de jurisdictie van Delfland.” Eenige dagen voor zijn aanstelling als notaris had hij nog den Bisschep van Utrecht als kapelaan geassisteerd in Jt wijden van het hoogaltaar, waarvoor hij 10 schellingen ontvangen had. Verschillende notarissen hebben meer of minder be langrijke functiën bekleed bij het Hof, hetzij als secre taris, griffier, substituut-griffier, klerk of deurwaarder. Ook onder de leden van de Vroedschap en in dienst van de gemeente worden notarissen genoemd. Jan Wolff was o. a. tresorier en Jacob van Dorp vele jaren vroedschap, schepen en burgemeester. De notaris Lenaert Ketting was eveneens raad en later ook Burge meester van den Haag. Deze woonde bij de Markt in het huis genaamd „de Vergulde schrijvende hant”, waar schijnlijk uitkomende in de St. Pieter of Gortstraat op de hoogte van de tegenwoordige Kettingstraat, welke straat aan hem haar naam ontleende. Ten slotte nog een enkel woord over de acten. De notarissen schreven de acten oorspronkelijk in het Latijn. Eerst in de i5de eeuw werden deze meerendeels in de landstaal gesteld en behielden slechts het begin en slot of alleen het onderschrift in het Latijn. 2)

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 358