WILLEM III.
422
matie aan den Franschen veldheer achterwege gelaten,
daarvoor achtte hij geen opoffering te groot. Zijne ver
metele daad leidde er hem vervolgens toe haar te ver
dedigen met een beroep op zijne onbekendheid met het
sluiten van den vrede, dat is door eene diplomatieke
spitsvondigheiddie onbekendheid immers raakte alleen
het uitblijven der officieele kennisgeving; hij ontveinsde
dat hij des ondanks wist hoe het met den vrede stond.
Dat is jammer, maar verklaarbaar.
Ik roer met opzet juist deze beide punten uit het leven
van Willem III aanhet zijn de neteligste en meest be
sprokene. Wie beproeven wil zich over den Prins een
onpartijdig en juist oordeel te vormen, moet ook omtrent
deze punten zich rekenschap geven. Misslagen te ver
goelijken uit sympathie voor wie ze beging, past den
geschiedkundige evenmin als hun gewicht te overdrijven.
Voorzeker, ook al kan men zich den gedachtengang en
de overwegingen van Prins Willem begrijpen en zoo
doende hem vrijpleiten van onedele beweegredenen, men
behoort volmondig te erkennen, dat zoowel de bescherming
van het gespuis van 1672 als de onoprechtheid bij het
loochenen van de vredesberichten in 1678 een pijnlijken
indruk maken, dat ’s Prinsen handelwijze te verschoonen,
maar nimmer goed te keuren valt. Maar daarmede zij
ook alles te dezer zake gezegd. Blind voor gebreken
bewonderen is zeker verkeerd, maar niet minder ver
keerd is daarop zóóveel aandacht te vestigen, dat de
groote trekken erdoor worden uitgewischt. En dit is door
kleingeestige lieden toch ten opzichte van Willem III
niet zelden gedaan, niet alleen door het zwaarwichtig
veroordeelen van de bovengenoemde handelingen in zijn
openbaar leven, maar ook door het eenzijdig op den
voorgrond stellen van het minder lofwaardige in zijn
bijzonder leven. Burnet, die den Prins zoo goed heeft