425 WILLEM III. kunnen maken en de reorganisatie, de staatkundige reorga nisatie, kunnen ter hand nemen van zijn vaderland. Die taak, die een vaste hand en een krachtigen wil vereischte, taai geduld en ijzeren volharding, zou hem zeker niet onwaar dig zijn geweest, en Nederland zou misschien voor veel •ongeluk en vernedering bewaard zijn geworden, indien hij haar had willen volbrengen. Menigmaal is hem ook in later dagen verweten, dat hij zijn land heeft verwaar loosd, de belangen der Republiek heeft opgeofferd zijn eigen oogmerken. Zulk eene beschouwing is, mijn oordeel, onjuist van was lijks, wijden aan het onafgebroken geharrewar in steden en provinciën, zich te verdiepen in de quaestiën van magis traatsbestelling, zich ernstig te bekommeren om lokale of persoonlijke grieven of begeerten. Gezetten arbeid voor de schrijftafel, bureau-werk, is hem altijd zwaar gevallen. Zijne beste vrienden, zooals Waldeck en Dijkveld, klaag den meermalen dat het zoo moeilijk viel den Prins tot gestadigen arbeid te krijgen. Voor dat mechanische, voor langdurige beraadslagingen, voor kennisneming van de steeds terugkomende bijzonderheden der staatsadministratie had hij geen belangstelling. Zijn oog was gericht op zaken van hooger orde dan de intrigues en de knoeierijen van stadsregenten. Zoo hij dezen maar gewillig bevond om hem dienstbaar te wezen in zijne politiek, liet het hem koud wie zij warenhij minachtte en laakte de onbe hoorlijke middelen, die in de regenten-wereld werden aan gewend, maar liet zich door pogingen tot uitroeiing van het algemeene euvel niet afleiden van zijn doelde leiding der Europeesche staatkunde. Zijn afkeer van dat „uit wendige” als ik het zoo noemen mag van den aan naar en onbillijk. Voor de reorganisatie de Republiek was Willem III ongeschikt; die taak voor hem te klein. Het was hem niet mogelijk dage- om niet te zeggen voortdurend, zijne aandacht te aan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 443