428
WILLEM III.
het eerste gewest
de Nederlandsche
beweegt, den staf gaan breken over de mannen, die de
verantwoording op zich nemen moesten voor het lot van
staten en volken, omdat hij weet wat de uitkomst is
geweest? Wanneer ik het waag de politiek van Johan
De Witt mislukt te noemen, dan is het verre van mij
den grooten staatsman te kort te willen doen, hem, dien,
ook bij verschil van inzicht omtrent het stelsel dat hij
voorstond, ieder behoort te eeren als den schranderen,
onkreukbaren en vaderlandslievenden diplomaat. Nogtans,
de uitkomst geeft recht en noopt tot een kenschetsing
van zijne politiek als eene mislukking. Die politiek be
oogde vóór alles de bescherming der handelsbelangen
van Holland, en in dat opzicht is ongetwijfeld De Witt
in zijn werk gelukkig geweest: nooit is de Nederlandsche
vlag meer in Europa geëerd en gevreesd dan in zijn
tijd. Maar hoe bewonderenswaardig zijne scherpzinnigheid,
zijne werkkracht en zijn moed ook waren, zijne politiek
was toch in den grond eene provinciale politiek, zijn
standpunt was een lokaal standpunt, zijn rustelooze arbeid
gold alleen het materieel belang van
der Republiek. Wat hij als leider van
diplomatie heeft gedaan in de continentale staatkunde,
had hetzelfde karakter als hetgeen hij deed ten opzichte
van de handels- en zeemogendhedende oogenblikkelijke
bescherming van het land tegen een of ander dreigend
gevaar, waarbij dan nog altijd het gewestelijk belang
zoozeer het algemeen belang overheerschte, dat bijna
alle krachten werden besteed aan de weerbaarheid ter
zee, en die der grenzen te land werd verwaarloosd. De
gezichtseinder der politiek van den raadpensionaris was
beperkt. In 1662 meende hij door een verbond met
Frankrijk en met Engeland de Republiek gevrijwaard te
hebben tegen beide rijkende tweede Engelsche zeeoorlog
leerde hoe weinig het beteekende. In 1668 geloofde hij