WILLEM III. 431 die volkomen doordrongen waren van de ware bedoelingen, die Lodewijk XIV en zijne staatslieden koesterden, be doelingen, die op de middellijke of onmiddellijke over- heersching zouden uitloopen van bijna geheel Duitschland, van de Nederlandsche Republiek, van Spanje, zelfs van Engelandmen heeft ze samengevat onder den naam van de monarchie universelle. Lisola, de genoemde Oos- tenrijksche staatsman, trok van het eene hof naar het andere om tegen dat dreigende gevaar te waarschuwen en aan te sporen tot tegenstand, maar degeen, die lang zaam maar zeker, en zonder zich ooit te laten afschrikken door oogenblikkelijken tegenspoed, arbeidde aan een vast plan van verdediging, was Willem III. De eigenlijke grondslag van dat plan was de samenwerking, niet voor het oogenblik, maar blijvend en vast, van de twee zee mogendheden, Engeland en de Republiek. Rondom deze moest men trachten een hechten bond te formeeren van de twee groepen der Habsburgsche staten, van de Noord- Duitsche- en, zoo mogelijk, van de Rijn-vorsten. Op die laatsten viel weinig te rekenen, de Prins wist het beter dan iemand, en wat zijne staatkunde bij dezen heeft gedaan, was eigenlijk weinig meer dan beproeven hen af te houden van de verlokkende aanbiedingen der Fransche diplomaten, wier goudbundel wel gevuld en mild genoeg was. Even onzeker waren de pogingen, die bij de Oostzee-staten konden worden aangewend om ze te winnen voor eendrachtig optreden tegen Frankrijk of althans van samengaan met dat rijk af te brengen. Lodewijk XIV had een heir van buitengewoon bekwame diplomaten tot zijn dienst, gedisciplineerd in dezelfde schoolCourtin, Pomponne, Gremonville, Verjus, d’Estrades en zoovele anderen, waren mannen, met wie het niet gemakkelijk viel den wedstrijd vol te houden. Al wie niet direkt be dreigd werd, of door andere belangen elders werd bezig-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 449