WILLEM III.
437
woordingen geuit, maar hij is begrijpelijk geweest en
gerechtvaardigd. Was het al verschoonbaar dat men alles
in het werk stelde om aan het gevaar van een nieuwen
oorlog te ontkomen, terwijl het land nog gebukt ging
onder den drukkenden last van den vorigen, het was
bekrompen en onverstandig, en wat den Prins betreft,
het was inderdaad om den moed te verliezen maar,
hij verloor den moed niet. Met grooten takt had hij reeds
in 1681 gebruik gemaakt van de omstandigheid dat de
Koning van Zweden door Lodewijk XIV was gekrenkt
met eene onrechtmatige handeling, en had hij medege
werkt aan het plan om eene groote overeenkomst tusschen
de Europeesche staten tot stand te brengen, tot hand
having van de vroegere vredestractaten. De politieke be
denkingen waren toen te velerlei geweest om het ont
werp te verwezenlijken, maar het is niettemin zoo goed
als zeker dat het te danken is geweest aan zijne onver
moeide en invloedrijke onderhandelingen met de Euro
peesche vorsten en aan zijne krachtige aansporing van
de regeeringscolleges in zijn vaderland, dat Lodewijk
XIV in 1682 althans met verder voortdrong en vrij
willig het sterke Luxemburg losliet, onder het voorwendsel
dat hij geen onrust wilde veroorzaken terwijl de Turken
de Christenrijken dreigden met een aanval. Die inschik
kelijkheid was het, die de staatslieden in de Republiek
in slaap had gewiegd; de Prins alleen liet zich niet mis
leiden. Daardoor was hij met de regenten in botsing
gekomen. Het wantrouwen tegen hetgeen men meende
dat heerschzucht was van den Stadhouder, door den
Franschen gezant ijverig gekweekt, deed hen zijne ern
stige raadgevingen om zich te wapenen tegen nieuw
geweld van Frankrijk in den wind slaan en zijne voor
slagen dwarsboomen. Het jaar 1683 reeds gaf hem gelijk
toen de oorlog tusschen Frankrijk en Spanje, dat tot het