WILLEM III. 441 van wereldlijk aanzien afdwingt. den anderen kant, het verleden van Engeland kunde eenzijdig, onvoorzichtig en onbesuisd geweest. Evenals zijn vader en zijn grootvader was het zijn streven de Kroon geheel en al onafhankelijk te maken van het parlement, d. i. dus van de standen van zijn volk. De tijd van zijne regeering is die, waarin de theorie van de non-resistance luide werd verkondigd, en als Koning toonde hij door zijne eigenmachtige maatregelen steeds meer en meer, dat hij meende door zijn Koninklijk gezag de gel dende landswetten te kunnen krachteloos maken. Die meening was eene dwaling, zij sproot voort uit een ge brek aan inzicht in de toestanden en de denkwijze van EngelandJacobus kende zijn volk op verre na niet zoo goed als zijn broeder Karei. Zijne staatkunde is door de geschiedenis, het wereldgericht, veroordeeld. Maar er is in Jacobus II één karaktertrek, die bij al zijne staatkun dige misgrepen toch dwingt tot eerbied. Zonder zich te bekommeren om het gevaar voor zijn persoon of voor de waardigheid, die hij vroeger of later naar alle waar schijnlijkheid stond te bekleeden, gaf hij gehoor aan den drang van zijn gemoed en omhelsde het geloof, dat hij erkende als het eenige en ware. Hij wist dat hij zijne kroon op het spel zou zetten, dat hij de toekomst van zijn stamhuis in de waagschaal stelde, maar hij ging voort op den weg, dien zijn geweten hem aanwees. Hij heeft zijne kroon verspeeld, zijn geslacht is gegaan in ballingschap door zijn vasthoudendheid, maar hij leefde liever in den vreemde dan zijne overtuiging te verzaken. Den Koning, die weken lang in het klooster La Trappe zich verborg voor de wereld, terwijl hij had kunnen tronen in het paleis van Whitehall, indien hij had willen ontveinzen wat zijn geweten hem gebood, past het te gedenken met den eerbied, dien standvastigheid en ver loochening Maar aan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 459