WILLEM III.
442
maakte het onmogelijk dat een vorst als Jacobus zijne
plannen ten opzichte van zijn land ten uitvoer bracht
zonder verzet. Engeland en Schotland waren voor verre
weg het grootste gedeelte Protestant, en dat Protestantisme
was even diep geworteld bij de bevolking als het Katho
licisme bij den Koning. Wanneer het te vreezen stond
dat, na den dood van Karel II, zijn broeder zou beproeven
in Engeland te doen wat Lodewijk XIV deed in Frankrijk,
dan kon eene botsing tusschen Kroon en onderdanen niet
uitblijven, En die vrees bestond inderdaad, en met eiken
dag groeide zij aan. Men was beducht voor de toekomst
van kerk en van burgerlijke vrijheid, beducht voor de
absolute macht in de hand van een Koning Jacobus II.
Vandaar dat al sterker en sterker de openbare meening
zich kantte tegen hem, toen hij nog niet anders was dan
Hertog van York, en dat zij eindelijk zich uitte in het
verlangen van het parlement, dat de hertog zou uitge
sloten worden van den troon. Die eisch heeft Engeland
in hevige beroering gebracht juist in die jaren, waarin
eensgezindheid tusschen de Kroon en het parlement einde
lijk het rijk had kunnen brengen tot dat innige verbond
met de Republiek, waarnaar Willem III zoo onvermoeid
streefde. Zooals de zaken nu stonden, dreef de toenemende
verwijdering tusschen het parlement en Karel II, die den
eisch niet wilde inwilligen, den Koning, afhankelijk als
hij was van de mildheid of karigheid van zijn Lager- en
Hoogerhuis, op nieuw, en thans voor goed, in de armen
van Frankrijk. Zoo scheen in den tijd vóór en van den
20-jarigen wapenstilstand voor Willem III elke kans op
verwezenlijking van zijn levensideaal vervlogen. In Neder
land verloor hij een groot deel van zijne populariteit
door zijn rusteloos aansporen tot wapening en het daar
door gezaaide wantrouwen. In Engeland was zijne ver
houding tot den Koning verkoeld, en bij de hoofden van