WILLEM III.
449
dien bij Willem III sprake is van eerzucht, dan is die
eerzucht de edelste deugdindien hij naar de kroon van
Engeland heeft gestreefd uit eigenbelang, dan is dat
eigenbelang één geweest met het belang van zijn vader
land en van Europa.
In zijn leven is geen lichtstraal geweest dan die, welke
de zelfverloochenende liefde van zijne gade er op heeft
geworpen. Op zijn lijk vond, men, aan den arm gebonden,
een haarlok en een ring: stomme, maar niettemin wel
sprekende getuigen van het diepe gevoel, dat in de koude
trekken zich niet verried, maar, voor de wereld verborgen,
gloeide in het hart. Koud voor de wereld, is hij door
niemand bemind dan door Bentinck en Maria. Maria
wat heeft niet de wereld haar verkeerd en hard beoor
deeld! Eene Tullia heeft men haar genoemd haar
vergelijkende met de verfoeilijke koningsdochter uit de
Romeinsche sage, die haar wagen voortjoeg over het lijk
van haren vermoorden vader. En niet alleen de Jacobieten
beschimpten haar met dien naam de term was evenmin als
voor hen te ruw voor eene Madame de Sévigné. Hoe weinig
hebben zij haar gekend! Maar ook haar heeft het wereldge
richt der historie recht gedaan. Zoo zij moge gefaald hebben,
het staat niet aan menschen haar te oordeelen, want
zij heeft geleefd en gehandeld in biddend opzien tot
haren God, en zij is heengegaan in de bewustheid te
hebben gedaan wat haar christenplicht haar voorschreef.
Tragischer levensvraag is niet denkbaar dan die, waar
voor zij stondde vraag, of zij haar vader moest op
offeren aan hetgeen haar geweten, zoo dikwijls, zoo
onophoudelijk ondervraagd, haar gebood, dan wel of zij
uit kindereerbied moest terugblijven, en daardoor haar
gemaal de vervulling onmogelijk maken van den plicht
zijns levens en haar vaderland en haar kerk opofferen.
Uit de oudheid is de onsterfelijke tragedie-figuur tot ons
29