43
HET BINNENHOF VAN I247—I747.
gezin en diens bijzondere uitgaven. Voor ’s Graven
onderhoud en dat van zijn gezin trof men bovendien
nog aan ’s Graven „tresorier van zijne herberge”. Zij
nu allen waren jaarlijks rekening en verantwoording
schuldig aan den „grafelijken raad”, welke met’s Graven
klerk namens den graaf hunne rekeningen afhoorde. 7)
Oorspronkelijk nu waren die rentmeesters bekwame
invloedrijke klerken, kundige vertrouwden uit ’s graven
omgeving. Onder Willem III en IV was de rentmeester
van N.-Holland b. v. tevens baljuw van die Haghe; in
latere tijden komt echter zoowel het rentmeesterschap
als het tresorierschap veelal in handen van edellieden.
Vooral het ambt van tresorier wordt dan belangrijk, wijl
deze meer en meer optreedt als ’s graven vertegenwoor
diger (zonder alsnog diens stadhouder te zijn) en hij zitting
in den Raad bekomt.
Een gewichtig ambt binnen den hove is voorts dat van
hofmeester. Reeds in 1325 blijkt de Mr. van den Hove
gerechtigd om keuren te maken op drank- en eetwaren,
voederkoren en paardenvoer, wegen, straten en wateringen,
ten behoeve van het dorp van die Haghe, gezamenlijk
met de schepenen aldaar. 8) Zijn werkkring was dus zeker
vrij omvattend. Onder hem stonden mogelijk de koken
meester, botteliers en pentiers (bakkers), stalmeester,
dienaren der bouverie, valkenier of havikkier en fourier,
mr. timmerman, metselaar, glazenmaker, leidekker, spoor
maker, hoefsmid, enz. enz., geldelijk weder verantwoor
delijk aan den rentmeester of de tresoriers.
Nauw samenhangend met het hof, ten deele daar buiten
verblijf houdende echter, zijn nog te vermelden de maar
schalk van Holland en de meester knaap, de houtvester,
zeevonder, duinmeier tusschen Maas en Kennemerbeek,
jagermeester, jager in de wildernisse, enz. enz.
Een tamelijk groot dienstpersoneel van hoogeren of