HET BINNENHOF VAN 1247 1747. 44 lageren rang was dus geregeld binnen den hove ver- eenigd, dat bij bepaalde feesten, als de ridderschap te gast was, nog aanmerkelijk zal zijn vergroot door hun gevolg van dienstbaren. Voor hen allen moet logies be staan hebben in verschillende kleinere kamertjes en ver trekken op den Opper- en den Nederhof. In 1345 nu gingen Holland, Zeeland en Henegouwen over aan Willem’s oudste zuster Margaretha, gemalin van Keizer Lodewijk van Beijeren, welke echter het beheer over deze erflanden toewees aan haar tweeden zoon Willem V, destijds slechts 15 jaren oud, en in 1347 dan ook pas optredende als verbeider” over Holland en Zee land. Strijd tusschen moeder en zoon over den omvang van het bewind lokten spoedig daarna de z. g. Hoeksche en Kabeljauwsche twisten uit, die tot op het onderling verdrag tusschen beiden van 1354 hen en het land in beroering hielden. In dien tijd was dus denkelijk geen rustig hofleven mogelijk, wel tusschen 1354 en 1357, tot het oogenblik dat Willem V in ongeneeslijke krank zinnigheid verviel, gevolgd door zijne opsluiting te Quesnoy in Henegouwen tot op zijn verscheiden in 1389. Zijne moeder was reeds overleden in 1356. Zijne echtgenoote, sinds 1351, Machteld van Lancaster, schijnt haren gemaal kinderen geschonken te hebben, die echter reeds in prille jeugd overleden. Willem V nu moet aan het hof zekere uitbreiding van beteekenis hebben gegeven, waarover nader. Zijn gevolg en dat zijner gemalin in 1353 was dan ook zeer uitgebreid en bestond voor den Graaf uit 6 baanrotsen, 12 ridders, 11 klerken, niet minder dan 38 knapen, 4 pages, 23 „ghersonen”, vormende de naaste hofhouding voor huishoudelijke diensten, en 13 knechten. De gravin had onder zich 3 edelvrouwen en 4 jonkvrouwen. Met uitzondering van de baanrotsen en een enkel andere

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1902 | | pagina 53