HET BINNENHOF VAN I247— I747.
57
het ruwaardschap toch legde den
21 jarigen, Albrecht groote ver
valt samen echter met het overlijden van Machteld in
April van hetzelfde jaar. 25) Voorloopig dus kon zij de
oude Grafelijke woning betrekken. De „cleen stove”
onder den vierkanten toren werd nu ook verhoogd en
nieuw gewit. In 1363 (2ir.) werd een nieuwe houten
trap tot de „nuwe zale” gemaakt, welke zaal vermoede
lijk gelijkvloers lag met de Beijersche kamer, terwijl dat
onder deze een standvink tot stut denkelijk werd aan
gebracht 2C). Het gemis aan kelders in het algemeen
onder dit vijverkwartier maakte waarschijnlijk de beneden
verdieping voor slaap- en huisvertrekken te vochtig, dan
dat zij voor bewoning doelmatig geschikt bleken. Inwendig
werden dergelijke kamers met tapijten versierd 21).
Maar in 1366 werd nu voor Margaretha een nieuwe
kamer met een waarderobe gemaakt b en Zn aan den
vijver. 28) Ook blijkt reeds vroeger in 1364 (49V. 531'en v.)
een gang c, deels van hout, deels van steen gemaakt te
zijn, „van der capelle”, welke werd gepleisterd en ge-
paveid, en een verbinding vormde tusschen de vertrekken
a en b met het choor der kapel, vermoedelijk naar dat
„camerken, aldaer myn vrouwe misse in hoort”, waaraan
toenmaals ook wagenschot verwerkt werd.
Hertog Albrecht nu mocht destijds meer ruimte vergen
zoowel voor zijn gezin als voor het administratief beheer.
Zijn huisgezin toch werd gaandeweg grooter. Zijn oudste
dochters Catharina en Joanna waren reeds geboren; zijn
opvolger Willem van Oostervant zag eerst tegen 1365
het levenslicht; na hem volgde Albrecht (later in de
Duitsche erflanden optredende), dan Margaretha, tegen
1374 Johan en na dezen, tegen 1375 ongeveer, Johanna
of Ida. Op administratief gebied breidde zich daarbij ook
een en ander meer uit.
Het aanvaarden van
vreemden, ongeveer