58
HET BINNENHOF VAN I247-I747.
tresorier van Al-
naar schijnt, Dom-
plichtingen op, welke hem meer dan een zijner voor
gangers— zullen genoopt hebben zijne Raden te raadplegen.
In 1359 en volgende jaren dan ook (Blok. Geschied,
enz. II. p. 101) beschrijft Albrecht herhaaldelijk dag
vaarten of bijeenkomsten van den Raad, Steden en
Heeren van het land der drie graafschappen, of ook van
Raad en Steden, of van Prelaten, Heeren en Steden,
waar overleg gepleegd werd omtrent naderend oorlogs
gevaar, oproer en twisten, over de ziekte van Willem V,
enz. Dit herhaald samenkomen schijnt een bepaalde Raad
kamer noodig gemaakt te hebben. In 1366 (28v.) werden
an die lueyfen van der raetcamer”
en sinds deze dagen wordt ver-
Binnenhof) de raadkamer op de hooge
zoo-
C aan het huiselijke
goed werd onttrokken. Reeds had ook
een „starke scryn” laten
maken, „daer myn heer syn hantvesten in legghen
woude”, van dikke eiken planken en zwaar beslagen 29).
Men mag nu ook gaandeweg gaan denken aan een zich
uitbreidende „Cancelry”, waaraan een vrij groot aantal
klerken zal zijn verbonden geweest, bekend b. v. in 1426
als „Secretarissen en klerken van de Cancelry” 30). Die
klerken, benevens die der hofhouding, stonden onmidde-
lijk onder den Graaflijken Tresorier; een dier klerken
hield hoofdzakelijk het register bij, waarin de brieven
afgeschreven werden, door den Graaf uitgevaardigd, ter
wijl dat de oudere registers mede onder zijn beheer
stonden en hem de zorg voor de charters was opge
dragen. Die tresoriers komen als zoodanig meer in het
laatst der 14'1'' eeuw voor den dag. In 1392 was de
bekende Jan van Arkel, kanselier en
brecht; in 1394 en 1397 was zulks,
b. v. „45 waghenscotte
geleverd, maar ook in
meld (Ising
kamer achter op het kasteel bij het groote prieel,
dat de oude Grafelijke woning
gebruik voor
Willem V b. v. in 1355 (44e.)